De beschouwingen over de filosofie, visie van Bruno Latour wil ik voortzetten en wel door in deze nieuwsbrief aandacht te besteden aan zijn nieuwste uitgave ‘Waar ben ik? Lockdownlessen voor aardbewoners’ Op dezelfde wijze als bij de vorige beschouwingen zal ik dat doen door een aantal citaten weer te geven. In de NRC van 22 juli schreef Hanna van Wieringen een recensie van het 154 pagina’s tellende boekje en zij stelt daarin vast dat ‘Bruno Latour open en zoekend formuleert en zijn aandacht richt op de dialoog. Hij stelt vooral vragen en doet niet aan simplificaties.’

Dat laatste kan voor veel lezers in deze tijd lastig zijn, gewend om wel met simplificaties, one-liners of oplossingsrecepten te werken, omdat de spanningsboog om zich te concentreren kort is. Hanna van Wieringen schrijft verder: ‘Zoals gezegd Latour is niet besmuikt om vijanden aan te wijzen. En hij vraagt ons niet minder dan een ommezwaai. Weg met het vooruitgangsdenken: ‘Niet meer voorwaarts gaan naar het oneindige, maar leren achteruit te wijken, uit te voegen, tegenover het eindige.’ Hiertoe probeert hij ook het begrip ‘Verstellers’ uit (voor diegenen die met de Aarde leven) en zet dat tijdelijk, want Latour blijft beweeglijk en blijft tasten, tegenover ‘Onttrekkers’ (zij die op de aarde leven). ‘

In het bovengenoemde boekje van Latour zet hij, op literaire wijze Kafka’s novelle ‘De gedaanteverwisseling’ in, waar Kafka’s Gregor Samsa, net als wij nu, vraagt: ‘Waar ben ik toch?’ Latour zijn antwoord is waar het om ons aardbewoners gaat: ‘Elders in een andere tijd, iemand anders, lid van een ander volk. Hoe kan ik hieraan wennen? Tastenderwijs, zoals altijd, hoe anders?’ Dat ‘tastenderwijs’ is precies waarom Latour een overwegend avontuurlijke denker is.

‘Van dit ‘post-crash-rapport’, schrijft van Wieringen ‘beklijft het beeld van de mensheid als kakkerlak, met uitsterven bedreigd. En met Latour in de hand is leven vanuit het gezichtspunt van een kakkerlak ineens een wonderlijk en leerzaam avontuur. ‘Er is schoonheid, er is dans in het ritmisch kruipen van mijn Gregor’ schrijft Latour. Van Wieringen eindigt haar recensie met de zin: ‘Zo simpel is het. Zoals je een novelle anders kunt interpreteren, kun je de manier waarop je naar jezelf en de aarde kijkt ook anders interpreteren, met verstrekkende gevolgen.’

Hieronder nog een aantal citaten uit ‘Lockdownlessen voor aardbewoners’

‘Wat ons momenteel het leven onmogelijk maakt, is het generatieconflict, dat in het verhaal van Gregor Samsa, zo feilloos wordt neergezet. Sinds de lockdown maakt ieder van ons dat generatieconflict als het ware in zijn eigen familiekring mee.’ (pag.27)

‘Ik zou graag verder willen gaan en willen spreken van een geneseconflict (generatieconflict - hj), of nog liever een verwekkingsconflict. Niet voor niets herkennen aardbewoners een ‘familietrekje’ bij al wie ze tegenkomen. Iedereen heeft immers verwekkingszorgen, als we het zo mogen noemen of heeft die ooit gehad.’ (pag.32)

Als Latour het heeft over verwekkingszorgen dan doelt hij op de vraag, hoe overleven ik en mijn nakomelingen? Hij schrijft: ‘Ze hebben allemaal met subsistentieproblemen te maken, in de heel eenvoudige betekenis dat ze moeten leren zich in het bestaan te handhaven. Dit geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor eiken, dennen, mossen en al wat leeft. Voor Latour is de Aarde niets anders dan ‘een verbinding, vereniging, overlapping en combinatie van iedereen die subsistentie- en verwekkingszorgen heeft’. (pag.32)

‘En kijk, hier krijgen we – wij die door de lockdown definitief zijn begrensd – een tamelijk nauwkeurig beeld van onze buitengrenzen: aardbewoners kunnen zich verplaatsen, maar niet verder dan waar de laag, de biofilm, de stroom, de flux, het opkomende tij van de levenden genaamd Aarde of Gaia voor hun opvolgers enigszins duurzame bewoonbaarheidsvoorwaarden heeft weten te creëren. (Latour noemt het verder op deze pagina de bestaanslaag van hooguit een paar kilometer dik). (pag.37)

‘Net als Gregor, die, eenmaal kakkerlak of kever geworden, plat op de grond onder zijn sofa gaat liggen om zich te verstoppen, beseffen aardbewoners dat ze de beschutting moeten zoeken binnen een laag die flinterdun is vergeleken met wat ze zich voorstelden bij de buitenwereld die ze de naam Universum hebben gegeven en waarin ze vroeger het gevoel hadden ongelimiteerd te kunnen rondreizen.’ […] Om deze laag, deze biofilm, dit vernis aan te duiden, heeft Jérôme Gaillarder me geleerd gebruik temaken van de uitdrukking kritieke zone. De term is behoorlijk goed gevonden, want het is inderdaad een kritieke kwestie om vat te krijgen op de spanning, de kwetsbaarheid, de buitenrand en het grensgebied van die zone. […] Het leven in de kritieke zone houdt in dat je leert iets langer te blijven voortbestaan zonder de bewoonbaarheid voor de na jou komende levensvormen in gevaar te brengen.‘ (pag.37)

‘Wat de lockdown zo pijnlijk en tegelijk zo tragisch interessant maakt, is dat de verwekkings-vraag (zie eerdere citaat) voortaan op elke schaal en voor alle bestaanden moet worden gesteld, wat een toenemende onzekerheid met zich meebrengt over het begrip grens. We hebben allemaal begrepen dat we ooit wel het einde van de COVID-19 pandemie zullen zien, maar dat die alleen maar een voorafschaduwing is van een nieuwe situatie waar we niet uit zullen geraken. Vandaar dat zich nu een bijzonder paradoxale vorm van negatieve universaliteit opdringt – niemand weet hoe we ons er op lange termijn uit moeten redden – die tegelijk ook een positieve universaliteit is – aardbewoners herkennen elkaar als degenen die allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Aan de ene kant voelen we ons gevangen, aan de andere voelen we ons bevrijd. Aan de ene kant hebben we het benauwd, aan de andere halen we adem. Je zou je haast gaan afvragen of de uitdrukking ‘planetair bewustzijn’, die tot nog toe behoorlijk leeg was, zich intussen niet begint op te laden met betekenis. Alsof we in de verte een onverwachte leus zouden opvangen, die met de dag beter hoorbaar is: ‘Lockdownslachtoffers aller landen, verenigt u! U hebt dezelfde vijanden, namelijk iedereen die wil ontsnappen naar een andere planeet.’ (pag.37/38)

‘De vlucht uit de ‘materiële’ naar de ‘spirituele’ wereld riekte nog te veel naar het opium waarmee pastoors het volk in slaap willen wiegen.‘ (pag.59/60)

Mocht je het boekje aanschaffen cq. lezen dan is het vervolg op bovenstaand citaat op pag. 60 zeer de moeite waard, omdat Latour daar beschrijft hoe de Modernen, gelijk de priesters ook de massa’s in slaap wiegen, en het daardoor de aardbewoners bijna onmogelijk maken om op Aarde terug te keren. Bovenstaand citaat maakt ook duidelijk dat we op Ecolonie dienen te onderzoeken wat onze betekenisgeving is van het begrip spiritualiteit.

‘Hoe leggen we het aan om de diepte die mensen tijdens de lockdown hebben leren waarderen niet opnieuw kwijt raken? De vraag is niet onbelangrijk, want op dit moment zijn we allemaal als voorwaardelijk in vrijheid gestelde gevangenen, die opnieuw in hun cellen dreigen te belanden als ze weer domme dingen doen. De oplossing om recidive te vermijden heb ik te danken aan Dusan Kazic. Die oplossing is namelijk dat je nooit mag aanvaarden over een willekeurig onderwerp te zeggen dat ‘het een economische dimensie heeft’! Stem je daar wel mee in, dan suggereer je altijd impliciet dat er, aan de ene kant, een diepe, wezenlijke, vitale werkelijkheid is – de economische werkelijkheid – en dat we, aan de andere kant, als we tijd genoeg hebben, rekening kunnen houden met ‘andere dimensies’ […..] en waarom niet, als er nog een momentje over is, een ‘ecologische dimensie…’ (pag.70/71)

‘Maar er is één valstrik, waar wij, aardbewoners, niet gauw in zullen lopen, namelijk om te geloven dat die ‘Natuur’ verwijst naar een domein dat zich op Aarde zou ophouden!‘ (pag.73)

‘Landen is niet hetzelfde als lokaal worden – in de gangbare meetkundige betekenis – maar houdt in dat we de wezens van wie we afhankelijk zijn, kunnen ontmoeten, hoeveel kilometer ze ook van ons vandaan zitten.’ (pag.81)

‘Maar wie het terplekke bekijkt, bedoelt met ‘lokaal’ wat gezamenlijk wordt besproken en beargumenteerd.‘Nabij’ betekent dan niet ‘op een paar kilometer’, maar ‘wat me rechtstreeks naar het leven staat of in leven houdt’; het is een maat voor wederzijdse verplichting en intensiteit. ‘Ver’ betekent niet ‘vele kilometers hiervandaan’, maar: ‘niet iets om je meteen zorgen om te maken, want niet betrokken bij de dingen waarvan ik afhankelijk ben’. Wat je in je beschrijving bij elkaar brengt, is dus noch lokaal noch globaal, maar gecomponeerd op grond van een ander type betrekkingen, namelijk de aaneenschakeling met entiteiten die je stuk voor stuk tegemoet zult moeten treden, waarbij je misschien in heel wat polemieken verwikkeld raakt. Dat is trouwens ook de reden waarom een wereldkaart of een wereldbol een bar slecht beeld van Gaia geeft; Gaia is niet ‘groot’ of ‘globaal’ in de gangbare betekenis, maar stap voor stap verbonden. ‘Een enkele keer kunnen de twee betekenissen van ‘veraf’ met elkaar samenvallen, maar waarschijnlijk is dat niet. Vandaag de dag overlapt de wereld waarin we leven maar heel zelden de wereld waarvan we leven.‘ (pag.81/82)

Op pag. 84 beschrijft hij een situatie waarvan je kunt zeggen dat die op de essentie van de ontstaan- cq bestaansgeschiedenis van Ecolonie betrekking heeft.

‘’Heeft het ene ( hij doelt op de Economie), dan moet ook het andere ( hij doelt op de ‘ecologie’) zich overal uitstrekken. Heeft het ene de planeet is bevroren en vervolgens laten verbranden, dan moet het andere de banden weer warm aanhalen zodat de planeet eindelijk kan afkoelen. Zulke instellingen bestaan niet? Geen nood, we weten nu tenminste waar we onszelf moeten situeren; aardbewoners hebben de crash van de Economie overleefd en om die instellingen te bouwen, installeren ze zich nu in wat wel het verkoolde geraamte van een reusachtig luchtschip lijkt. Laten ze om te beginnen weer met hun buren aan de praat te raken (zie onze Great Gathering weken!). Door levensvormen te beschrijven krijgen ze opnieuw een plaats, een volk, maar ook – wie had dat gedacht – krijgen ze weer lust tot handelen. We kunnen er niet omheen, we beginnen over te gaan van een tamelijk uitzichtloze ‘mutatie’ naar een beloftevollere ‘metamorfose’. Akkoord, achter onze mondkapjes happen we naar adem, maar misschien zullen we eindelijk van ‘gedaante’ kunnen veranderen.‘ (pag.84/85)

Hoewel er nog veel citaten de moeite waard zijn om aangehaald te worden zoals:

  • ‘de planetaire politiek is al overgegaan tot die andere wereld waarvan de mensen in lockdown een voorproefje hebben gekregen en die zelfde mensen na de exit uit de lockdown met afgrijzen ontdekken: een wereld die ze niet zullen verlaten, een wereld die wordt afgebogen […] die nooit meer de vorm zullen aannemen van een landschap vol ‘levensloze dingen.’ (pag.127) of
  • ‘maar levenden met veel te veel haast’ (pag. 128) , of
  • het introduceren van het begrip ‘autotroof’, waarvan hij vindt dat dit begrip alleen voor Gaia kan worden gebruikt, of
  • hij heeft het over de stap voor stap plaatsvindende aaneenschakeling, of
  • ‘Je emanciperen betekent niet eruit komen, maar de implicaties, de plooien, de overlappingen en vervlechtingen ervan verkennen (pag. 129) of
  • ‘dat niet de industrie de vijand is maar de zorgeloosheid’ (pag.132)

sluit ik af met een laatste citaat van de laatste bladzijde (pag.133), omdat de inhoud ervan tenminste zo direct aansluit bij ons eerder genoemde plan om het initiatief te nemen tot het realiseren van een netwerk van Gaia Collectieven op het Europese platteland (zie ook onze brief aan Latour daarover in een eerdere nieuwsbrief.)

‘En kijk, jullie zijn geland, jullie zijn gecrasht, jullie wurmen je uit ground zero, jullie treden gemaskeerd voorwaarts, jullie stem is nauwelijks hoorbaar; net net als die van Gregor, net als de mijne is het een soort geborrel in onze buik. ‘Waar ben ik?’ Wat te doen? In een rechte lijn voorwaarts zoals Descartes’ aanbeveling gold voor wie in een bos is verdwaald? Welnee, jullie moeten je juist maximaal verspreiden, waaiervormig, om alle overlevingscapaciteiten te verkennen, om zoveel mogelijk samen te spannen met de handelingsvermogens die de plaatsen waar jullie zijn geland bewoonbaar hebben gemaakt. […] Eindelijk emanciperen ze zich. Ze komen uit de lockdown. Ze verwisselen van gedaante.’