Inleiding

In 2010 ben ik begonnen het bovengenoemde vraagstuk bewuster onder de loep te nemen door citaten te verzamelen uit columns, essay’s, citaten als bakens in een onbegrensde oneindigheid van niet weten, die mij misschien de weg konden wijzen naar…. Ja naar wat? Waar was ik naar op zoek? Ik had nog geen concreet idee, wat ik wel wist was dat mijn onbehagen samen met vele anderen groeide. Er waren (en zijn) enorme zorgen - en dan heb ik het even niet over de belangrijkste bedreiging van ons leefgebied - maar over wat ik vanaf eind jaren zeventig al meemaakte in mijn directe omgeving wat betreft het gebruik van een bepaald soort taal. Mogelijk dat er een samenhang bestaat tussen deze sociale bedreiging en die van ons leefgebied. Op het eind van dit verhaal kom ik terug op die veronderstelde samenhang. Die uitingen van de taal openbaarden zich eerst mondjesmaat als incidentele verschijnselen, maar met de wetenschap van nu kan ik zeggen dat die fenomenen zich gaandeweg in steeds bredere ‘kringen’ lieten zien. Pas met de komst van Fortuyn en later Wilders werd dit fenomeen expliciet gemaakt. Over welk fenomeen heb ik het?

Het fenomeen

Zoals gezegd. eind jaren zeventig signaleerde ik al in kleine kring dat er in toenemende mate met steeds meer mensen (vooral uit de ‘Welzijns- en Gelukshoek en markt) vaak niet meer ‘een gewoon gesprek’ mogelijk was, omdat feiten in de uitwisseling vaak niet meer telden en de enige maatstaf voor een zogenaamde waarheid cq standpunt was: ‘ik voel het zo en dus is het voor mij waar’. In de Nederlandstalige cultuur nam die tendens de jaren daarna alleen maar toe.

Waarom viel me dit op en was ik daar zo alert op? Geboren direct na WOII (1946) was ik altijd gefascineerd geweest door de vraag hoe het toch mogelijk is geweest dat mensen elkaar zo massaal hebben weten te vernietigen op basis van (ik vat het even samen) onder andere het verschijnsel van het Gesundes Volksempfinden. Toen ik deze individuele fenomenen al die jaren in mijn directe omgeving meemaakte, realiseerde ik me meteen dat er een relatie was tussen deze actualiteit en de historische gegevenheden. Vaak zei ik er iets van, legde uit wat ik bedoelde, maar deze informatie was voor 99% aan dovemansoren besteed. De tijd was blijkbaar niet rijp om deze zogenaamde gevoelscultuur aan de orde te stellen. De vraag mag zelfs gesteld worden: is die tijd ooit rijp. Is er sprake van ‘een negatieve geest in de fles’, die bij tijd en wijle ontsnapt, omdat nieuwe generaties de vorige tsunami van onmenselijkheid, zijn vergeten? Overigens, niet onbelangrijk, ik zag in de loop der jaren dat aanhangers van complottheorieën vaak ook deel uitmaken van deze zogenaamde gevoels-cultuur.

Ik voelde (jawel dit is een juist gebruik van het woord) me niet geroepen door deze ervaringen er verder tijd aan te besteden. De orde van de dag slokte mijn aandacht op. Mogelijk schrok ik ook van de consequenties die dit inzicht met zich meebracht en stak ik mijn hoofd in het zand. Maar dit verschijnsel bleef ik beschouwen, ondanks dat betrokkenen ermee schenen te bedoelen dat ze zo invoelend waren, als een zaadje dat – ja ik weet dat het ‘grote’ woorden zijn als je er nog nooit over hebt nagedacht - zou kunnen uitgroeien tot een ‘boom’ van onmenselijkheid.

Toelichting: ik schrijf hierboven ‘zogenaamde gevoelscultuur, omdat dit genoemde voelen volgens mij niets met voelen te maken heeft. Ja zelfs een belediging is voor het voelen. Het is nl. een ‘vorm van denken’, want hoe kun je anders weten wat je voelt? Daar heb je taal voor nodig en dus denk je. Heb nooit goed kunnen doorgronden hoe dit mechanisme in de mens werkt. Blijkbaar schaamt betrokkene zich voor zijn gedachten, wil er niet de verantwoordelijkheid voor nemen en duikt weg in iets ondefinieerbaars. Ik beschouw het als een totaal gebrek aan het hebben van autoriteit.

 Alarmbellen gingen steeds meer af

Pas in 2005 nam ik de draad weer op (ging weer actief nadenken over dit onderwerp) toen ik het boekje las van Geert Mak ‘Gedoemd tot kwetsbaarheid’. De definitieve opkomst oftewel doorbraak van de populistische beweging en de uitlatingen van o.a. Wilders c.s. zorgden ervoor dat de alarmbellen bij mij en in ‘bredere kring’ definitief afgingen. Hetgeen o.a. in 2010 resulteerde in een column van Henk Hofland in de NRC met de titel ‘Helemaal gek maken’. Het zijn blijkbaar uiterst trage processen voordat duidelijk wordt wat er zich onder de oppervlakte allemaal afspeelt. Niet voor niets wordt wel eens de vergelijking gemaakt met het sluipende karakter van de ziekte kanker. Sindsdien verschenen er steeds meer opiniërende artikelen over het onderwerp ‘Wilders’, als symbool voor een groeiende populistische beweging. Geen van allen gaven wat mij betreft bevredigende antwoorden op wat ik hierboven het vraagstuk heb genoemd. Het vraagstuk werd en wordt in de meeste gevallen gepolitiseerd en die wijze van benaderen biedt m.i. geen uitzicht op nieuwe inzichten. Sommige columnisten en filosofen dachten daar waarschijnlijk ook zo over want in enkele van die essay’s / columns kwam ik pleidooien tegen om nieuwe begrippen (nieuw taalgebruik) te introduceren ( o.a. hoogleraar sociale theorie Willem Schinkel). Die oproepen spraken me aan, maar zag daar, waar het werd gedaan, o.a. door hem, geen bevredigende analyses. De signalen worden het laatste jaar steeds talrijker dat er iets volstrekt mis is, met als laatste voorbeeld een uitzending van DWDD van 5 mei 2016, waarin Geert Mak zijn grote zorgen uit. Hij verwijst daarbij o.a. naar ervaringen van tiental jaren geleden toen kleine boeren in het oosten van Europa hem er al op wezen dat west Europa de bal in de toekomst terug kon verwachten. Bij verschillende gelegenheden had hij al eerder zijn ongerustheid geuit , in het genoemde Gedoemd tot kwetsbaarheid. Een goed voorbeeld hoe er sindsdien nog steeds niet werkelijk de vinger op de zere plek(ken) is gelegd, maar steeds ernaast. Ik besef dat dit heel betweterig, zo niet arrogant klinkt, voor een burger zonder professionele status. En ik weet ook niet of het mij (bij benadering) zal lukken. Het enige wat ik kan doen de lezer deelgenoot te maken van mijn bevindingen.

Een ander actueel voorbeeld anno 2016 die m.i. bijna de vinger op de zere plek legt, is Arnon Grunberg. In zijn laatste column in de Volkskrant van 6 mei met de titel ‘De woede zit in ons, en ze moet eruit.’ Hij schrijft o.a. “Over de boze burger zullen we voorlopig niet uitgesproken raken, tenminste niet zolang steeds meer kiezers in Europa weglopen van de zogenoemde middenpartijen. De vulgair-marxistische verklaring luidt: het is de economie. Die verklaring schiet tekort.” Ook hier weer die belangrijke constatering op het eind: ‘Die verklaring schiet tekort’ die ik vaker tegen kwam en mij aanspoorde tot verder onderzoek.

En vervolgens schrijft Grunberg: “Toen Fortuyn aan het begin van deze eeuw sprak over 'de puinhopen van Paars' had Nederland een ongekende bloeiperiode achter de rug. Niettemin wist hij veel kiezers van het tegendeel te overtuigen; puinhopen hoeven niet echt te bestaan om de kiezer het gevoel te geven dat ze er toch zijn.” Voila, ‘het gevoel te geven.’ Hij citeert in deze column ook nog Peter Sloterdijk uit zijn boek Woede en tijd ( 2006) : “dat mensen niet zozeer hartstochten hebben als wel dat hartstochten mensen hebben. Hij verbindt de woedende energie met trots en het verlangen naar erkenning.” Ik denk dat Arnold Grunberg heel dicht in de buurt komt met dit citaat bij wat één van de drijvende onderliggende krachten is die invloed hebben op een deel van de mensheid. Maar waarom is er die woede en wanneer wordt woede rancune? En wat betekent het verlangen naar erkenning? Kan dat verlangen concreter gemaakt worden? Aan welke voorwaarden moet die wens voldoen om gestild te worden? Onderstaand verhaal kan mogelijk een bijdrage zijn om meer zicht te krijgen op antwoorden.

Metafysika van de Kwaliteit

Zelf was ik in de jaren negentig zeer onder de indruk gekomen van Robert Pirsig zijn boek Lila (1994) en vooral van zijn pogingen te komen tot een nieuw begrippenkader om de werkelijkheid te duiden.

 In mijn leven paste ik dit begrippenkader vaak toe om beter inzicht te krijgen in gecompliceerde situaties. De oproepen, zoals hierboven genoemd, om te komen tot een nieuw begrippenkader was dan ook op een gegeven moment aan mij besteed.

Vanaf dat moment ben ik begonnen het vraagstuk te onderzoeken door deze begrippen te hanteren. Dit vierluik is een weergave van dit onderzoek dat ik stap voor stap heb gedaan tot op de dag van vandaag. Ik heb niet eerst onderzoek gedaan en vervolgens achteraf dit verhaal geschreven. Ik liep en loop de kans dat ik moet zeggen: nee dit andere taalgebruik brengt me niet verder. In het verhaal spring ik in de tijd soms heen weer. Sommige delen zijn al in 2010 en de jaren daarna geschreven; daar voeg ik soms commentaar aan toe anno nu, 2016.

Verbaasd ben ik nu, anno 2016, dat deze Metafysika van de Kwaliteit mij tenminste helpt om die werkelijkheid in haar diepere grondslagen of wetmatigheden, beter in beeld te krijgen. Zonder pretenties geef ik die inzichten door. Het gaat me niet om mijn gelijk maar puur om het onderzoek en dus sta ik open voor iedere kritische opmerking en gedachtengang die of de inhoud naar het rijk der fabelen verwijst of juist een welkome aanvulling erop is. Hierbij moet ik denken aan twee zinnen uit een voetnoot - Hoe een lief roofdier te zijn - in de Volkskrant van Arnon Grunberg (24-12-2015): “Ga er niet vanuit hoe dingen zouden moeten zijn, maar analyseer waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Wees flexibel en onthecht.”

Mijn grote dank gaat uit naar Robert Pirsig die mijns inziens ten onrechte wordt vergeten in spraakmakend columnisten en filosofenland. Als er iemand is geweest die de woorden van Arnon Grunberg heeft geleefd dan is het deze geniale man wel geweest.

 

Onderstaand verhaal heeft geen rechtlijnige vorm van A naar B. Met omcirkelende bewegingen, zijpaden en soms doodlopende steegjes, laat ik beelden, gedachten en citaten opborrelen - om met Peter Sloterdijk te spreken – in de hoop antwoorden te vinden op de vraag gesteld in de kop van dit vierluik.

 

juni 2016 Henkjan de Blaauw

Ecolonie – Hennezel - Frankrijk

Inhoudsopgave

In het eerste deel van de vierluik geeft ik uiting aan mijn grote verontrusting over het toenemende ressentiment dat bij grote groepen mensen leeft. In bovenstaande inleiding verwees ik daar al naar, zijnde mijn motivatie om tot dit onderzoek cq de weergave daarvan te komen. Deze

In het tweede deel geef ik een korte toelichting op deze Wijsbegeerte ( Metafysica) van de Kwaliteit en verwijs daarbij als bron naar het boek Lila van Pirsig voor een gedetailleerde beschrijving ervan. Daarna ga ik nader in op het fenomeen dat grote groepen Nederlanders zich scharen achter de PVV en haar gedachtengoed. Uit onderzoek blijkt n.l. dat velen niet op de PVV stemmen omdat ze ook bezorgd zijn over de vermeende Islamisering van Nederland. Er zijn dus andere redenen die deze kiezers tot die keuze brengen. Vanuit de Wijsbegeerte van de Kwaliteit tracht ik met een volledig nieuw begrippenkader, de onderliggende verklaringsvorm/oorzaken te onderzoeken.

In het derde deel werk ik deze zienswijze verder uit om een antwoord te vinden op de vraag of er wel een middel is om uit de impasse te komen en kom ik tot de conclusie dat het creëren van een duurzaam herkenbaar politieke midden dringend nodig is.

In het vierde deel toets ik diverse columns en essay’s die de laatste jaren zijn verschenen met behulp van de Metafysica van de Kwaliteit.

Een cultuur in verandering – deel 1

Is er sprake van een opstand der horden?

Hij is er nooit niet geweest: die opstand. Dat ter geruststelling. Die opstand is n.l. een emotie en komt voort uit het innerlijk van die mens die zich tekort gedaan voelt en tekort gedaan is. Of dat objectief gezien waar is doet er voor dat gevoel niet toe.

Iedereen heeft last van dit verschijnsel. Ik denk dat als iemand bij zichzelf te rade gaat en de moed opbrengt om aan eerlijke diepgaande zelfreflectie te doen hij of zij er niet aan ontkomt vast te stellen dat die emotie bij tijde en wijle een rol speelt in het leven. Die constatering helpt om eventueel niet met een arrogant vingertje te wijzen naar die anderen die nu zo nadrukkelijk hun stem laten horen door op een partij te stemmen die zich (schijnbaar) afzet tegen de gevestigde orde.

Hortend en stotend wordt deze opstand der horden ( is ‘een ongeordende, rumoerige massa mensen’ volgens van Dale) de laatste 10 tot 15 jaar zichtbaar op een manier die in de Nederlandse politieke verhoudingen na WO II niet eerder voorkwam. En laten we wel wezen, die opstand is eigenlijk nog heel braaf, als je ziet wat er allemaal op milieu gebied naar de kapot gaat en gelet op de grote toenemende maatschappelijke onrechtvaardigheden.

 

Zoals de filosoof Ad Verbrugge reeds beschreef in 2004 in zijn filosofische essays “Tijd van onbehagen” (uitg.Sun) over een cultuur op drift. Het is een doorwrochte analyse van een proces dat al langere tijd als een kankergezwel de samenleving van binnenuit lijkt te bedreigen. Aangezien kanker een van de meest voorkomende ziektes in onze samenleving is weten we allemaal dat de neiging om te ontkennen dat er iets niet goed is in ons lichaam, ons niet vreemd is. De vraag is, is het ook dit ontkenningsmechanisme dat de uitslagen beïnvloedt van talrijke onderzoeken die ons vertellen dat Nederland steeds bij de top vijf in de wereld staat als het gaat om geluksgevoelens, het beste land om je kind op te voeden, gezondheidszorg, gemiddeld inkomen etc.?

Ad Verbrugge schreef verder (pag.73): “.ieder uitwendig systeem moet worden geleefd en bezield door feitelijke mensen en is daarmee vatbaar voor verval en corruptie, zeker wanneer deugdelijke vorming uitblijft.” 

Ook anderen hebben op hun eigen wijze getracht woorden te vinden om vorm te geven aan dat gevoel van onbehagen. In en rondom het jaar 2005 ontstond er een krachtige polemiek in de Nederlandse goegemeente van opiniemakers, waaraan ook Geert Mak zijn steentje bijdroeg met de reeds hierboven genoemde essay: Gedoemd tot kwetsbaarheid (2005, uitg. Atlas).

Zijn analyse sloot aan bij mijn eigen analyse die er kort gezegd op neerkomt dat het grote alertheid vraagt wanneer de mens zijn gevoel als enige maatstaf gaat gebruiken (zie mijn inleiding) om de werkelijkheid om hem heen te beoordelen. Feiten lijken er dan niet meer toe te doen. Hij verwees in zijn pamflet o.a. naar de ontwikkelingen in Servië in de jaren 80/90:

 

“Daarbij hoorde ook een nieuwe taal, een nationalistisch jargon, waarin iedere twijfel en nuance was uitgesloten, waarin alles was teruggebracht tot gevoel en saamhorig-heid, waarin alles wat ingewikkeld was, werd herleid tot vaste slogans, waarin zoeken en nadenken niet meer bestond.” (pag. 58).

 

Aanvullend daarop citeerde hij nog de Duitse romanist Victor Klemperer:

“Woorden kunnen nietige stukjes arsenicum zijn; ze worden ongemerkt ingeslikt en

lijken geen uitwerking te hebben, maar na enige tijd is de gifwerking er toch.” (pag. 59).

Je zou kunnen zeggen dat dit citaat betrekking heeft op de wijze waarop Wilders zijn woorden kiest. Ik veronderstel dat die woorden en de onderwerpen waarop ze betrekking hebben, op dit moment (in 2010 schrijf ik deze zinnen) algemeen bekend zijn.

Belangrijk blijft echter de vraag waarom die woorden zo gretig worden ingeslikt door grote groepen mensen (2016 – al bijna 40% van de kiesgerechtigden ???), om met de woorden van Klemperer te spreken, met de uitwerking dat zij in zo grote getale zijn gaan stemmen op de PVV (2010) en nu (2015/2016) zo heftig negatief reageren op de vluchtelingen toestroom.

 

Rancuneleer

Blij was ik met de inbreng van Geert Mak omdat deze zo aansloot bij mijn eigen ervaringen, in de inleiding genoemd, en verminderde mijn idee dat ik eventueel spookbeelden najoeg inzake de genoemde gevoelscultuur Het bleef lange tijd stil (tenminste voor zover ik kon waarnemen) totdat ik op de website van NRC Handelsblad de column (10-03-2010) van Henk Hofland las met de titel: ‘Helemaal gek maken’. Hij schreef o.a. :

”Dat komt doordat hij [Wilders] en zijn geestverwanten op het ogenblik de enigen zijn die de enorme voorraad politieke energie van de rancune aanspreken.”

En verderop in zijn column citeert Hofland Menno ter Braak wanneer die in 1937 (!) schrijft:

” Het gaat om de rancune, als een van de meest essentiële verschijnselen van onze cultuur”. De theorie van onze opvoeding belooft dat iedereen recht heeft op alle cultuur; de praktijk van het dagelijks leven bewijst dat dit recht maar voor relatief weinigen valt te verwezenlijken. Dat maakt degene die zich tekort gedaan voelt hels. „Hij wrokt omdat hij in de wrok althans de lust van de permanente ontevredenheid beleeft.”

 

De zin “De theorie van onze opvoeding belooft dat iedereen ………maar voor relatief weinigen valt te verwezenlijken” springt er voor mij in dit verband uit als een poging om de onderliggende oorzaak van deze verschijningsvorm, van deze protestbeweging, te duiden. De vraag is echter of het (alleen) met deze duiding te maken heeft.

Voorlopig neem ik aan dat de woede, wrok, de rancune, een belangrijke emotie is die momenteel naar voren komt bij de motivatie om op een politieke partij als de PVV te stemmen. Dat blijkt ook uit een recent onderzoek door het Hilda Verwey-Jonker instituut in opdracht van het Instituut voor Multiculturele vraagstukken ‘Forum’. Onderzoeker Hans Boutelier zei op de website van het dagblad Trouw ( 28 september 2010) het volgende daarover:

“De rancune had ik verwacht, maar niet dat deze zo’n sterke rol zou spelen. Het ressentiment is diep geworteld. Deze kloof is niet zo snel te dichten. Hoe dat moet? Om eerlijk te zijn, we zouden het niet zo gauw weten.” (vet HjdB)

Dat is niet niks zo’n conclusie door zo’n gerenommeerd instituut. Deze constatering van machteloosheid is kenmerkend voor de reacties van al diegenen die zich vanaf 2000 tot op de dag vandaag zorgen hebben gemaakt over de groeiende onlust en onrust in de West Europese samenlevingen. In het volgende deel tracht ik daarom een antwoord te vinden op de constatering van o.a. Hans Boutelier dat hij niet zo gauw zou weten hoe die kloof snel te dichten is.

Een cultuur in verandering – deel 2

In het eerste deel heb ik duidelijk willen maken dat de uitspraken en opvattingen van Wilders het ressentiment, dat leeft bij grote groepen mensen (o.a. PVV-stemmers), onder de aandacht brengt. In dit deel wil ik zoals genoemd, dit gegeven plaatsen in het perspectief van een nieuw (wat heet, alleen in dit verband) begrippenkader van de ‘Metafysika van de Kwaliteit.’ Daarbij introduceer ik twee belangrijke begrippen: Dynamische Kwaliteit en statische Kwaliteit. (nb: de kleine letter s van statische is geen vergissing). Nadat ik toelichting heb gegeven op deze begrippen, toets ik stap voor stap de maatschappelijke én politieke ontwikkelingen van ongeveer de laatste jaren.

 

Lila

Bron voor deze Metafysica van de Kwaliteit is het boek ‘Lila’ (1994) van Robert Pirsig (geb.1928). In 1974 verscheen zijn wereldberoemde boek ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud.’ Pirsig kreeg in 1974 een Guggenheim Fellowship voor Zen, een beurs die hem in staat stelde het vervolg te schrijven: Lila: An Inquiry into Morals. In Lila, een filosofische roman, werkt hij zijn theorie nader uit waarbij hij de term "Metafysica van de kwaliteit" bedenkt en een op morele waarden gebaseerde metafysica voorstelt, te verkiezen boven de historisch dominante vorm van metafysica in de westerse filosofie die hij de "subject-object visie op de werkelijkheid" doopt.

 

Het is bijna ondoenlijk, gelet op de veelheid aan informatie die Pirsig geeft in zijn meer dan 400 pagina’s tellende roman, doordesemd met informatie over dit onderwerp, een bondige beschrijving te geven van de genoemde Metafysika en dan speciaal van de begrippen Dynamische en statische Kwaliteit. De Metafysica van de Kwaliteit stelt dat de waarden niet buiten de ervaring staan, waarden vormen de essentie van de ervaring. Het ding heeft de waarde niet gevormd, de waarde heeft het ding gevormd. Pirsig stelt de waarde gelijk aan kwaliteit, die hij vervolgens onderverdeelt in Dynamische Kwaliteit en statische Kwaliteit. En daarmee zijn we tot de kern van zijn betoog gekomen.

 

Ten behoeve van de context van dit vierluik onderstaand nog een aantal citaten her en der verzameld uit Lila.

Door die begrippen later in dit verhaal toe te passen en te toetsen aan de praktijk, hoop ik dat ze gaan leven, dat ze helder zijn in de concrete situatie.

 

“Niet de indeling subject en object, maar die in statisch versus Dynamisch is de elementaire onderverdeling van de werkelijkheid. Dynamische kwaliteit is de bron van alle verandering, de kwaliteit van de vrijheid. Dynamische kwaliteit creëert de wereld waarin wij leven. Dynamische Kwaliteit kan niet geassocieerd worden met politiek, laat staan met een politieke kleur. Zij staat los van iedere cultuur.

Toen A.N.Whitehead schreef dat ‘de mensheid wordt voortgedreven door een vaag besef van dingen dat te obscuur is voor de bestaande taal’, had hij het over Dynamische Kwaliteit. Dynamische Kwaliteit is de bron van alle dingen, volmaakt eenvoudig en altijd nieuw. Het is een zelfstandige morele kracht zonder vast omschreven patronen. Het enige waarneembare goede daarin is vrijheid en het enige waarneembare kwaad is de statische Kwaliteit zelf, te definiëren als elk patroon van eenzijdig vastgelegde waarden dat de voortgaande vrije kracht van het leven probeert te omvatten en te doden. Dynamische kwaliteit is een nevenproduct van de natuur die streeft naar wanorde.

Statische kwaliteit is noodzakelijk om de DK in stand te houden, anders ontstaat chaos. Alleen maar in stand houden loopt telkens uit op stagnatie, het verhinderen van verandering, het verbieden van het afwijkende. Statische kwaliteit is conserverend, bijeenhoudend, gebaseerd op gewoonte en herinnering wanneer de Statische kwaliteit alomvattend wordt verdwijnt de vrijheid, stolt de wereld.”

Het is een nevenproduct van de natuur die streeft naar wanorde. En wanorde, entropie met een duur woord, is een bekend fenomeen uit de thermodynamica.

 

Veranderingen alom De wereld doet zich aan ons voor in een eindeloze vloed puzzelstukjes waarvan we graag zouden wensen dat ze allemaal op de een of andere manier in elkaar passen. Tot voor kort (we nemen het einde van WOII als een piketpaaltje) konden de meeste mensen deze illusie overeind houden. God en vaderland waren onbetwistbaar. Eigen huis en haard waren ingebed in een ‘slechts langzaam’ veranderende werkelijkheid. Deze vorm, een traag verlopende evolutie in de werkelijkheid, noemen we een statische maatschappij. Eeuwenlang heeft de mens in zo’n maatschappij kunnen leven, op basis van min of meer vast omschreven wetten en tradities.

En dan opeens komen er na WO II in die statische patronen in toenemende mate enorme versnellingen/veranderingen. Vonden die veranderingen eerst en vooral plaats in stedelijke gebieden (de culturele uitstraling van New York is daar een goed voorbeeld van); gaandeweg nam die stedelijke = dynamische uitstraling bezit van het statische platteland.

Een goed voorbeeld van die dynamische invloed is de enorm toegenomen mobiliteit. Het gevolg van dit economisch bepaalde gedrag is dat de Westerse mens zijn identiteit niet meer ontleent aan de plaats waar hij is geboren en opgegroeid (familie, buurt). In toenemende mate zoekt deze mens de eigen identiteit vooral in zichzelf (kenmerk van individualisering en psychologisering).

De mate waarin dit proces de laatste 30 jaren in plaats vindt, mag explosief en grootschalig worden genoemd. Daarnaast is deze beweging/mobiliteit niet meer beperkt tot een land; ze overschrijdt momenteel alle Europese nationale grenzen en die van andere continenten en culturen. Deze mobiliteit is een kenmerkende factor voor een dynamisch patroon.

 

Veranderingen moet je leven

Deze verandering binnen een samenleving kan alleen plaats vinden wanneer de overgrote meerderheid van de leden van die samenleving deze verandering aanvaardt, schrijft Pirsig. Echter, dat kun je niet met elkaar vooraf theoretisch bespreken. Veranderingen moet je leven en daar is tijd voor nodig. Pas na verloop van tijd kom je er achter wat dit voor jou als individu te betekenen heeft.
We zien nu dat de minst verstedelijkte gebieden in de Westerse samenleving, met een hoge mate aan welvaart en nog steeds dominant statische patronen, heftig reageren op de invloed van de dynamische invloeden. Niet voor niets zien we die reactie ook in landen als Denemarken, Oostenrijk en Zweden (met relatief weinig verstedelijkte gebieden) waar de zetelverdeling in het parlement zichtbaar maakt (PVV-achtige partijen) wat er in de samenleving leeft.

In Nederland blijken PVV stemmers vooral uit de van oudsher conservatieve plattelandsgebieden (statische patronen) te komen. Hun gemeenschappelijke ‘protestthema’ blijkt niet zozeer de weerstand tegen de Islam te zijn (zo blijkt uit onderzoek), maar meer het feit dat ze zich stelselmatig niet gehoord en gezien voelen. Ze ervaren dat hun statische Kwaliteit, waaraan ze hun identiteit en dus hun gevoel van veiligheid ontlenen, onder druk gezet wordt door de Dynamische Kwaliteit. Dat blijkt ook uit het langdurige onderzoek (1997-2009) dat is verricht door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De resultaten daarvan zijn op 11 oktober 2013 bekend gemaakt. Limburgers bijvoorbeeld blijken relatief weinig vertrouwen te hebben in de medemens en de politiek. Hoogleraar Smeets concludeert dat een grote sociaal economische achterstand in combinatie met vergrijzing een grote rol speelt bij de afnemende sociale samenhang! Hoogleraar Jan Latten van hetzelfde instituut concludeert dat de bevolking in achterstandsgebieden buiten de grote steden, de binding met en het vertrouwen in een snel veranderende wereld kwijt is! Duidelijker kan de behoefte aan statische Kwaliteit niet tot uitdrukking gebracht worden.

 

Afnemende samenhang

Terugkerend thema is het verwijt dat de oude partijen geen oog hebben voor deze afnemende samenhang, waar de niet-dynamische mens - naast de behoefte aan welvaart - zo’n enorme behoefte aan blijkt te hebben. Zo zei professor Annelies van Bronswijk daarover het volgende op haar weblog: “De groei van de PVV aanhang laat wel zien waar de gevestigde orde de steken laat vallen.”

Dat die zogenaamde gevestigde orde die steken laat vallen, valt te begrijpen, omdat voor het bovengenoemde verschijnsel tot nu toe geen adequate taal, geen begrippenkader bestaat en daardoor dus geen zicht op de onderliggende oorzaak. De emoties (de buitenkant) achter het verschijnsel van de protestthema’s worden opgepikt, maar de kern van het verschijnsel, de behoefte aan statische Kwaliteit, wordt door het ontbreken van een nieuw verklarend begrippenkader niet gezien. Ook de betrokkenen zelf ( de PVV stemmers en mogelijk ook een deel van de SP stemmers) kunnen er om die zelfde redenen geen juiste woorden voor vinden. Zij haken daarom op basis van hun emoties (gevoelde bedreiging van hun statische patronen) aan bij diegene die zich het meest profileert met zijn verzet tegen de in hun ogen enorme invloed van de Dynamische Kwaliteit. Deze DK wordt, niet ten onrechte, geassocieerd met het vooruitgangsdenken en de vertegenwoordigers daarvan: de intellectuelen, de gevestigde orde. Dat zijn diegenen wier mens- en kosmopolitisch wereldbeeld voortkomt uit de invloed van de Dynamische Kwaliteit.

Om alle misverstanden aangaande dit begrip de intellectuelen uit de wereld te helpen: mijn oma, geboren en opgegroeid in een klein dorpje in de 19e- 20e eeuw in Oost-Groningen, zonder formele scholing, was een intellectueel. Zij liet zich leiden, dat bleek uit al haar uitingen en keuzes en dus waarden door Dynamische Kwaliteit. Daar tegenover staat dat er formeel (hoog)geschoolde mensen zijn die zich het beste thuis voelen bij statische Kwaliteit.

 

Vertegenwoordigers van statische Kwaliteit op zoek naar (h)erkenning

Uit onderzoek blijkt dat de groep kiezers die zich laat leiden door statische Kwaliteit enorm in beweging is. Deze groep haakt dan weer bij de ene en dan weer bij een andere partij aan. Voorwaarde voor die keuze lijkt te zijn dat die partijen, en dan vooral hun leiders, met

slogans werken die geen associatie met het genoemde intellectualisme oproepen. Sterker, zich daar juist tegen afzetten. Niet voor niets worden deze leiders vaak populisten genoemd. ‘Aanhaken’ is het juiste woord, omdat de kiezer zich bij zijn keuze voor die partij vooral laat leiden door zijn worsteling met zijn gevoelens van veiligheid, geborgenheid en identiteit, en niet door zijn principes! Hij zoekt vooral steun bij een leider die zijn boosheid begrijpt. Die leider is zelf ook boos, valt de bestaande orde aan en geeft kiezers daarmee een ‘thuis-gevoel’. Dat dit een illusie is bleek heel duidelijk toen Jan Marijnissen van de SP stopte met zijn gezichtsbepalend werk en een grote groep kiezers bij de SP afhaakte.

 

Degenen die door deze populisten en hun aanhang verantwoordelijk worden gehouden voor de aantasting op de genoemde gevoelens van veiligheid etc., worden door hen voor het gemak in het politieke krachtenveld ter linkerzijde gesitueerd. Niet voor niets zei Wilders bij de presentatie van het regeerakkoord van Rutte 1 (zie de tv-beelden nog maar eens) - met een voor Nederlandse politieke verhoudingen ongekende emotionele felheid - dat Cohen, Halsema en Pechtold nu geen invloed meer zouden hebben. Hij speelde hiermee op de man en niet op de bal. Zelfs (of juist) op dit formele moment van triomf kwam de agressie (rancune) naar voren. Het kwam hem goed uit te vergeten dat vertegenwoordigers van de Dynamische Kwaliteit ook in het centrum en rechts van het centrum van het politieke spectrum te vinden zijn (denk aan de heren Klink, Winsemius, Wijffels, Weisglas, Hirsch Ballin, de Jong, van Agt etc.).

 

De intellectuelen hebben het nakijken

Het gaat niet om een feitelijke materiële achterstelling die er toe leidt dat deze beweging zich zo manifesteert, zo bleek uit onderzoek! Nederland (maar ook Denemarken en Zweden) scoort enorm hoog in statistieken waar het gaat om persoonlijk welbevinden van de burger. Dat wijst er op dat we te maken hebben met een fenomeen dat in deze tijd manifest wordt en op een autonome wijze (niet beïnvloed door de hoogte van de materiële welstand) deel uit maakt van de werkelijkheid. Dat het blijkbaar niet gaat om materiële achterstelling - zoals in de jaren dertig van de vorige eeuw - kan de reden zijn dat de politieke partijen, die historisch gezien de belangen behartigen van de ‘materieel achtergestelden’, nu met lege handen staan. En zij niet alleen. Ook de sociaal liberalen in de VVD en D66 hebben het nakijken. Kortom, de Dynamische Kwaliteit zit al een tijd in de hoek waar de klappen vallen. Gevoelens van rancune vermengen zich met de eerder door mij beschreven gevoelscultuur. Hecht daar als het ware op aan. Versterkt elkaar.

Daarom ook blijven de huidige politieke partijen die zich, al dan niet historisch bepaald, bekommeren om de ‘achtergestelden’ nu ook met lege handen staan. Zelfs de SP is sterk teruggevallen, na het aanvankelijke succes van 25 zetels, omdat er ook in die kringen, hoe integer en goedbedoeld de intenties en de uitwerkingen daarvan ook zijn, geen zicht is op de achterliggende oorzaken die er op dit moment werkelijk toe doen ( zie mijn eerdere opmerking over de functie daarin van Jan Marijnissen ).

 

Onderliggende oorzaak

Kunnen ‘de intellectuelen’ hier iets aan doen? Zolang het hen aan een begrippenkader

ontbreekt die de onderliggende oorzaak van deze beweging zichtbaar maakt zal dat niet

lukken. Dan komen er oude reactie impulsen; meer van het zelfde in de bedding van een overbekend paradigma.

Allereerst dienen deze vertegenwoordigers te beseffen dat het onjuist is om de PVV-kiezers over dezelfde kam te scheren als de leiding van de partij. Dat versterkt die beweging alleen maar in haar gevoel niet begrepen te worden. Een sterk onderscheid maken tussen de leiders en haar kiezers is m.i. in dit geval van groot belang.

Verder dienen zij zich te realiseren dat het leven niet alleen uit Dynamische Kwaliteit kan

Bestaan door je alleen over te geven aan het zogenaamde vooruitgangsdenken. De slogan ‘als we het nu goed laten regenen, zullen er ook druppels vallen voor de laagstbetaalden’ weerspiegelt die totale overgave aan de DK. Deze ontwikkeling blijkt niet op feiten gebaseerd te zijn. Je vastklampen aan alleen DK, los van statische patronen, komt neer op het zich vastklampen aan de chaos. En niet voor niets wekt de huidige werkelijkheid die indruk. Meer van het zelfde als oplossing leidt tot meer behoefte aan statische Kwaliteit.

 

Verdere verfijning van de begrippen

Belangrijk is het te weten dat statische Kwaliteit een noodzakelijke stabiliserende kracht levert, die er voor zorgt dat het dynamische proces niet in verval raakt. Ofschoon DK, de kwaliteit van vrijheid en evolutie, de wereld waarin wij leven creëert, zorgen de patronen van statische Kwaliteit, de kwaliteit van de orde, voor de instandhouding van onze wereld.

Statische noch Dynamische Kwaliteit kan los van de ander bestaan. Er moet een spanning

tussen deze twee krachten bestaan om de ontwikkeling van het leven voortgang te verlenen.

En niet te vergeten, Kwaliteit kan niet bezeten worden.

We staan pas aan het begin van het zichtbaar worden van het gegeven dat iedere

versnelling in de evolutie, iedere evolutiefase, een golf van problemen met zich meebrengt. En daartegen helpen geen ‘pleisters’; geen politieke beleidsplannen van welke signatuur dan ook. De vertegenwoordigers van de DK dienen zich te realiseren dat evolutie geen continue voorwaartse beweging is. Het is een proces van korte stapjes als bij een krik, waarbij er een voorwaartse, dynamische beweging plaats vindt via een nieuwe steile helling en zodra het resultaat geslaagd lijkt te zijn, moet de winst met behulp van een statische borgpen worden verankerd.
Anders gezegd, een dynamische stap vooruit is zinloos zolang er geen statisch patroon kan worden gevonden om die vooruitgang te vrijwaren voor een terugval in de condities die heersten voor deze stap werd gedaan.

 

Pas op de plaats

Het is belangrijk dat de vertegenwoordigers van de DK begrijpen dat in het huidige versnellende tijdsgewricht ( zie Veranderingen alom) veel mensen behoefte hebben aan een periode van statische Kwaliteit. De beweging die nu plaats vindt is daar een uitdrukking van. Het nieuwe kabinet ( Rutte 1 incl. Wilders) zal waarschijnlijk antwoord kunnen geven ( ik schreef dit in 2013 toen het kabinet nog net functioneerde) op deze fundamentele behoefte bij grote groepen mensen. Behalve dat er forse bezuinigingen dreigen plaats te vinden zullen gewenste veranderingen vanuit Dynamische Kwaliteit oogpunt gezien, geen doorgang vinden. Dit kabinet (maar ook de vorige Balkenende kabinetten) kunnen beschouwd worden als de genoemde borgpen in de krik. Een pas op de plaats die kan leiden tot bezinning op de vraag of en in hoeverre de Dynamische Kwaliteit, die zo kenmerkend is geweest voor de laatste 50 jaren, niet even een paar versnellingen lager kan voortgaan? Of is die keuze er niet? (zie eerdere citaat van Whitehead: ‘de mensheid wordt voortgedreven door een vaag besef van dingen dat te obscuur is voor de bestaande taal’
Tenslotte wil ik dit deel 2 eindigen met een voorbeeld. Opmerkelijk is (dit tweede deel was toen in grote lijnen reeds klaar) dat wethouder Asscher van Amsterdam in de uitzending van Pauw&Witteman (7/10/10), wanneer hij het heeft over de nieuwe kabinetsplannen (Rutte 1), spreekt over de rancune van dit kabinet jegens de grote stad!!! Als er op doorgevraagd wordt wat hij ermee bedoeld heeft, komt dhr.Asscher er niet echt uit, maar aan alles merk je dat hij haarfijn aanvoelt dat het gaat om de rancune van de vertegenwoordigers van de statische Kwaliteit jegens Dynamische Kwaliteit.

 

In deel 3 wil ik bovenstaande zienswijze verder uitwerken en vooruit blikken

naar de toekomst (deel 4) met de vraag ‘kan dit nieuwe begrippenkader behulpzaam zijn bij het inzicht krijgen in toekomstige ontwikkelingen?’

Een cultuur in verandering – deel 3

De beweging van de roep om (meer) statische Kwaliteit zet door

Alvorens daar op in te gaan, wil ik nog even stil staan (het is nu 2013) bij het fenomeen Wilders en dit plaatsen in een breder perspectief in de tijd. Ik schrijf niets nieuws als ik beweer dat dit fenomeen al begint bij de opkomst van Pim Fortuyn. De tijd was blijkbaar rijp om iemand naar voren te laten komen die verwoordde wat velen bleken te denken en vooral te ‘voelen’. Het is een bekend verschijnsel in menselijke verhoudingen - zo blijkt uit antropologisch onderzoek - dat wie als eerste afwijkende ideeën laat horen, in conflict komt met alle anderen van de groep (in dit geval van ‘de stam Nederland’). Zozeer zelfs, en ook dat is niet nieuw, dat de eerste die dit krachtig deed (gezien in het kader van de politieke verhoudingen in Nederland) vermoord werd. Helaas, iemand moet blijkbaar de eerste zijn om als katalysator te dienen voor het onvermijdelijke proces van sociale evolutie. Zoals persoonlijke conflicten en diepgaande ervaringen een onderdeel zijn van ieders persoonlijke groei of ondergang, zo ontkomt blijkbaar ook de stam Nederland niet aan deze diepgaande conflicten.

Ik schrijf hier de ‘stam’ Nederland, omdat in deze tijden van chaos en grote veranderingen niet voor niets het Nederlands eigene al jaren nadrukkelijk aandacht krijgt. Dit bleek o.a. bij de afwijzing van het concept van de Europese grondwet, volgens mij een uitdrukking van het gegeven dat bij een groot deel van de bevolking de statische Kwaliteit op dat moment voorrang kreeg. Ik besef dat ik het enigszins versimplificeer maar, nu anno 2016 zien we deze stemverhouding ook terug bij het referendum over Oekraiëne.

Het is niet verwonderlijk dat Wilders zijn deelname aan het kabinet als gedoger op een gegeven moment opzei. Eigenlijk deed de aanleiding er niet toe, als we mijn beschouwing als uitgangspunt nemen. Wilders kreeg in de gaten, dat hij als vertegenwoordiger van de statische Kwaliteit, gebruikt werd om de DK onverminderd de ruimte te geven.

Zijn rancune was zo heftig geweest dat het heeft gewerkt als een verdovende drug bij de samenstelling van het kabinet, waardoor hij uit het oog was verloren dat hij alleen bestaansrecht heeft als hij geen compromissen hoeft te sluiten met de vertegenwoordigers van de Dynamische Kwaliteit.

 

 

 

Nederland, niet langer verbonden

We leven tegenwoordig in een intellectueel en technisch paradijs en tegelijkertijd in een morele en maatschappelijke nachtmerrie. Deze paradox is het gevolg van het feit dat de intellectuele elite (zie mijn eerdere definitie) zich sinds de jaren zestig van de vorige eeuw meer en meer heeft losgemaakt van de oude, statische maatschappelijke krachten, daarbij geen of nauwelijks aandacht schenkend aan de betekenis daarvan. Met maatschappelijke krachten bedoel ik dan vooral de sociale verbanden waarin individuen leven: familie, (sport)vereniging, kerk, vrijwilligerswerk, buurt, dorp, carnaval etc. Kortom, die verbanden waarbinnen een individu zich reeds eeuwenlang thuis voelt en de verantwoordelijkheid neemt voor bepaalde taken. Een situatie die voor veel mensen een voorwaarde is om zich geaccepteerd, veilig en mens te kunnen voelen. Drie jaar na het opschrijven van voorgaande zinnen verschijnt er een verhaal van Bas Heyne met de kop ‘Nederland, niet langer verbonden’ in de Volkskrant van 2 januari 2016. Het is een illustratie van bovenstaande inhoud. De inleiding van Heyne zijn artikel is als volgt: “Bedreigde eigenheid, een heftig gevoel van miskenning – het is al jarenlang de grondtoon van de vaderlandse onvrede. Waarom radicaliseren opvattingen zo snel?”In deel 4 komt ik nader terug op dit artikel.

 

Hoe God verdween uit Jorwerd

Veel te weinig is stil gestaan bij het feit dat deze sociale verbanden een belangrijke functie hadden en hebben bij het in bedwang houden van de biologische krachten van het individu. (het ‘beest in de mens’) Een groot deel van deze sociale verbanden - en daarmee van de natuurlijke sociale controle - is opgeofferd aan de dominerende krachten van de economie. Het individualisme, het ‘ieder voor zich’, heeft de dominante plaats ingenomen van de sociale verbanden, het maatschappelijke niveau. Geert Mak omschreef deze ontwikkeling reeds treffend in zijn boek “Hoe God verdween uit Jorwerd.” (1996). Grappig overigens, maar dit terzijde, zeg maar een doodlopend zijpaadje, dat ik mijn eerste vrouw op een verjaardags-feestje van haar vriendin, de dochter van de toenmalige directeur van de Raiffeisenbank in Jorwerd leerde kennen. We kregen daar zelfs verkering. Over verbondenheid gesproken. Of is het toch geen doodlopend zijpaadje, maar een olifantenpaadje dat leidt naar de hoofdweg? Want nader beschouwd staat de ontwikkeling van deze Raiffeisenbank tot wat de Rabobank nu is, model voor wat ik met mijn vierluik aan het onderzoeken cq beschrijven ben. 

Een Raiffeisenbank, symbool voor veel statische Kwaliteit (dienstbaarheid naar de cliënt), fuseert onder de naam Rabobank naar een coöperatieve bank met nog steeds redelijk veel statische kwaliteit naar een bank met steeds meer Dynamische Kwaliteit. Na het passeren van de kritische grens (opheffen van veel kleine regionale banken, waardoor het evenwicht tussen sK en DK zoek is) explodeert deze DK in een chaos, met alle uitwassen van dien! Bekend zijn de internationale boetes die de Rabobank heeft gekregen door haar wanbeleid. Niemand had dit juist van deze bank verwacht (zie haar oude reclame campagnes, waarin ze zich voorstonden op de sK).

 

Dynamische Kwaliteit synoniem aan neo-liberalisme (?) Het (politieke) beleid dat deze verschuiving heeft veroorzaakt naar een overheersende DK is met name gericht geweest op de vergroting van de welvaart van de burgers. Degenen die hier leiding aan gaven vinden we zowel ter linker als ter rechterzijde van het politieke spectrum terug. Deze beweging zouden we het neo-liberalisme kunnen noemen. (Dat deze vergroting van de welvaart als zeer betrekkelijk kan worden gezien, een eufemisme is, vanuit het oogpunt van de individuele burger laat ik hier verder, hoe belangrijk ook, voorlopig onbesproken.)

De Paarse kabinetten waren de ultieme exponent van deze ontwikkeling. Niet voor niets kwam Pim Fortuyn na deze kabinetten met zijn verhaal naar voren. De onderliggende inhoud van dit proces - dat hij toen helder verwoordde - is nu (anno 2010), vertraagd na zijn dood, in volle hevigheid losgebarsten.

De burgers klaagden tot op het moment dat Fortyun zich liet horen niet of nauwelijks. Immers, ze kregen het materieel steeds beter. Zoals ik al eerder schreef: als Nederlanders gevraagd werd en wordt naar hun oordeel, dan blijkt dat ze zich zeer gelukkig voelen met hun leven in Nederland. Maar tegelijkertijd werden de signalen steeds talrijker: toenemende criminaliteit, verloedering, normvervaging, hufterigheid, e.d. 

 

Te lang al is het belang van de waarde van de statische Kwaliteit genegeerd.

Een onbegrijpelijk paradoxaal proces voor de vertegenwoordigers van de DK, die zo hun best hebben gedaan om het iedereen - vooral materieel - naar de zin te maken en mee te nemen in de vaart der volkeren. Hoe komt het dat, om met hoogleraar van Bronswijk (deel 2) te spreken, de gevestigde orde deze steken laat vallen ? De gevestigde orde bestaat, in de betekenis die ik er in dit verband aan toeken, niet alleen uit degenen die macht hebben. Het zijn al diegenen, kiezers en gekozenen, die zich sterk laten beïnvloeden door de Dynamische Kwaliteit: kortom de intellectuelen (zie eerdere definitie). Volgens mij hebben zij niet in de gaten gehad (ondanks de waarschuwingen) dat je niet ongestraft de functie van dit maatschappelijk middenveld (wederkerigheid tussen DK en sK) kunt reduceren.

 

Fundamentalistische moslimculturen

In het ritme van de evolutie is dit een heel begrijpelijk gegeven. De Dynamische Kwaliteit is nu eenmaal een zelfstandige morele kracht (Whitehead), die ongeacht de weerstanden door blijft werken. Een samenleving moet van goede huize komen, om haar moreel sterke waarden om te kunnen zetten in daden (wetten) die de kracht van de DK beperken of te wel intomen.

Anders dreigt de eerder genoemde biologische kwaliteit de samenleving te overheersen en zelfs te vernietigen; wordt zij zelf de negatieve kracht in de Westerse cultuur. Niet voor niets dreigt dan de slinger naar de andere kant door te slaan, zoals in de vorige eeuw. Een statische Kwaliteit in extremo: het communisme / het nazisme

 

Niet voor niets zijn het nu juist de fundamentalistische moslimculturen die zich zeer afwerend opstellen jegens het Westen. Dat heeft namelijk in hun ogen de biologische kwade machten vrijgelaten die zij juist trachten te beteugelen. Ik heb het hierbij dus niet over IS die ik niet beschouw als zijnde onderdeel van welke moslimcultuur dan ook.

 

Niet alleen fundamentalistische moslims, ook de al of niet christelijke inwoners van met name de provincies Limburg, Brabant en Zeeland beseffen dat dit wegvallen van het maatschappelijke niveau desastreuze gevolgen heeft voor hun gevoelens van veiligheid, geborgenheid en verbondenheid (kenmerken van statische Kwaliteit).

Komen er bovenop die gevoelens ook nog de vermeende dreigingen van de invloed van andere culturen, aangewakkerd door de ongenuanceerde retoriek over de Islam en haar aanhangers, dan is het tij niet meer te keren.

 

Het zwaard waarin de voortgang van de evolutie tijdelijk valt

Zoals reeds gesteld: de intellectuelen kunnen het zichzelf aanrekenen. Hun individualistische kosmopolitische mensbeeld - gebaseerd op de universele rechten van de mens - is, hoe onvermijdelijk ook, tegelijkertijd het zwaard waarin de voortgang van de evolutie (tijdelijk) valt. Daarnaast durf ik te stellen dat het vertrouwen van deze intellectuelen in de elementaire goedheid van de mens, die zich onvoorwaardelijk zou richten op de richtinggevende aanwijzingen van deze intellectuele voorhoede, uitermate naïef en achterhaald is. Nog steeds hebben de intellectuelen van de middenpartijen (en ik leg de grens daarbij heel wijd) dit niet door. Met alle gevolgen van dien: traditionele middenpartijen als PvdA en CDA zouden volgen de opiniepeilingen nu (oktober 2010) ongeveer 37 zetels in het parlement krijgen, tegen nog niet zo lang geleden iets meer dan 70! (mei 2016 is dit aantal nog verder gedaald naar 33 volgens een opiniepeiling). Partijen die, hoewel ze het tegendeel suggereerden in hun politieke programma’s, voortdurend het belang van de invloed van de statische Kwaliteit hebben onderschat. Ja ik durf zelfs te stellen zich totaal niet bewust geweest zijn van de waarden die de sK en de DK vertegenwoordigen.

Nu (2010) pas hebben de moslim allochtoon en de plattelands autochtoon zich verenigd in de beweging die de statische Kwaliteit min of meer vertegenwoordigt, verspreid over partijen die nu het regeer- en gedoogakkoord hebben ondertekend ( Rutte 1). Ze blijken opeens gemeenschappelijke belangen te hebben. Nelleke Noordenvliet laat op de website van Trouw (3/10/2010) in haar column ‘De onderklasse is zelf verdeeld’ aantekenen:

“We weten het inmiddels allang: er blijft niet alleen een groep moeilijk bereikbare allochtonen aan de desolate onderkant van de samenleving hangen, maar hun Nederlandse buren voelen zich zo mogelijk nog slechter begrepen en bediend.”

Het liep, zoals gezegd anders. De gedoger, ik beschreef het eerder, verbrak zijn belofte en koos het hazenpad omdat hij waarschijnlijk begreep dat het geluid van het prille begin van wat de sK genoemd zou kunnen worden, weer ondergesneeuwd zou raken door de DK.

 

Blijft de vraag: ‘Wat kan er überhaupt gedaan worden?

In deel 1 citeerde ik Hans Boutelier van het Hilda Verwey-Jonker Instituut , die op een soortgelijke vraag antwoordt: “Om eerlijk te zijn, we zouden het niet zo gauw weten.”

Nelleke Noordenvliet vraagt zich in de hierboven genoemde column af: “Is er wel een middel om uit de impasse te komen? De onderlinge solidariteit moet worden hersteld, de tweedeling in wijken opgeheven.” Zij suggereert: “Geef hun een gezamenlijke vijand: het vooroordeel”.

Ook hier een poging die m.i. blijk geeft van een gebrek aan inzicht (het ontbreekt aan een doelmatig begrippenkader) in de onderliggende oorzaak. Kan het hierboven naar voren gebrachte nieuwe begrippenkader van de Wijsbegeerte van de Kwaliteit, hier dan wel een antwoord op geven?

 

Een poging

N.a.v. het bovenstaande wil ik vaststellen dat het - hoewel de wijze waarop Wilders zijn ongenoegen en rancune vaak uit m.i. zeer immoreel is - het helemaal niet immoreel is wanneer een cultuur niet bereid is om nog meer Dynamische Kwaliteit te accepteren. Het gaat hier om een grote groep mensen in de samenleving die deze toename van DK niet meer verdraagt , in aantal veel groter dan de stemmers op de PVV, zo is mijn veronder-stelling.

 

De individuele mens is het zat om meegezogen te worden in ‘de vaart der volkeren’, omwille van alleen de bescherming c.q. stijging van zijn inkomen of beter gezegd het BNP. Want het is maar de vraag, zo blijkt uit de statistieken of hij werkelijk gemiddeld wel rijker wordt. Blijkt de kloof tussen arm en rijk niet te groeien, nu ook in Nederland? Splitst het maatschappelijke midden niet steeds verder, zoals dat o.a. blijkt in de kansen om uit de laag opgeleide milieus door te kunnen gaan naar de hogere opleidingsniveau’s?

 

 Deze mens voelt zich een klein onbetekenend radertje in dat proces (van streven naar doelmatigheid) en neemt waar dat - in vergelijking tot zijn ouders en grootouders - vele sociale verworvenheden en gebruiken stap voor stap zijn verdwenen. Twee voorbeelden: in tegenstelling tot zijn ouders kan de burger met een gemiddeld inkomen bijna niet meer een huis bekostigen, of beide partners moeten gaan werken. Steeds meer mensen kunnen de verzekeringspremies niet meer betalen.

 

 

Kritische grens bereikt

De invloed van het geld drukt vele andere sociale waarden en verworvenheden naar de marge van het leven. Deze afbraak van het maatschappelijke niveau heeft geleidelijk aan plaats gevonden en eind jaren ‘90 zijn kritische grens bereikt. Die mens die in toenemende mate behoefte heeft aan meer statische Kwaliteit dan Dynamische Kwaliteit, wordt aangetast in zijn gevoel van veiligheid en de behoefte ergens bij te horen. Niet iedereen heeft een kosmopolitische levensvisie of voelt zich een wereldburger die zich overal thuis kan voelen. Dat dienen de intellectuelen met hun beweeglijke kosmopolitische visie op de wereld en haar toekomst, langzamerhand te beseffen.

 

En let wel, deze vaststelling heeft niets met de begrippen links of rechts, conservatief of progressief dan wel arm of rijk te maken. Deze constatering is een begin van ( ik wil het niet kleiner en onbeduidender maken dan het is) een nieuwe beweging, gebaseerd op andere inzichten en waarden. Alleen dan kan het huidige lege midden weer gevuld worden.

 

Concentrische cirkels

Nogmaals, ik herhaal het tot misschien vervelends toe, de intellectuelen dienen te beseffen dat hun opvattingen niet alleen de maat der dingen zijn. Ik schrijf, ik herhaal tot vervelends toe en de lezer zou terecht kunnen denken: ‘als je dat denkt waarom doe je het dan’. Graag licht ik dat hier toe. Ik herhaal niet omdat ik denk dat de lezer me niet zou begrijpen, maar ik herhaal omdat ik in concentrische cirkels aan het redeneren ben, en lang leve de verbeeldings-kracht, gaat er iedere keer wanneer ik een punt in de vorige cirkel passeer een deel van die informatie mee naar een nieuw onderzoeksgebied.

 

Zo’n houding – beseffen niet de maat der dingen te zijn - wordt bijvoorbeeld Femke Halsema ook expliciet verweten. (2010) Ik noem haar omdat van Groen Links verwacht zou kunnen worden, dat zij een natuurlijke neiging hebben in hun visie om de balans tussen sK en DK in het oog te houden. Onder leiding van Halsema was er echter ook geen spoor te bekennen van dat inzicht. Zelfs verre van dat. Zij ging aanleunen tegen de macht van de DK. Rutte was maar al te blij met deze loyaliteit.

 

Een cultuur is een keer verzadigd van Dynamische Kwaliteit

Natuurlijk is het uit het oogpunt van handhaving van ‘het welvaartsniveau’ een lofwaardig en gewenst streven dat wij Nederlanders ons herorganiseren, om in het proces van globalisering de concurrentieslag met de wereld aan te gaan. Daar is niets op tegen, (ik wil niet de fout maken door de DK in de kiem te willen smoren, voor zover dat überhaupt mogelijk is of verdacht te maken) mits er nu beseft wordt en dat moge duidelijk zijn uit mijn verhaal, dat er nu een ‘deltaplan’ moet komen, waarin geïntegreerde duurzaamheidseisen (mens en milieu zijn daarbij onvoorwaardelijk tot elkaar veroordeeld; dat zijn sK eisen) met spoed gerealiseerd worden. (zie ook de oproep van prof. Jan Rotmans in Nieuwsuur van 30 april 2016).

Want een cultuur is een keer verzadigd van Dynamische Kwaliteit. Die kritieke grens zijn we al overschreden. Dit laatste geldt voor een individu ( we noemen dat dan een burn out) maar ook voor een samenleving, een cultuur als geheel. Het onderkennen hiervan maakt het mogelijk om op een geheel andere wijze naar de werkelijkheid te kijken.

 

Zo’n andere benadering zal de angel halen uit veel in-een-cirkel-ronddraaiende discussies. Op deze wijze wordt tevens vermeden dat een grote groep mensen in de samenleving weggezet wordt, alleen maar omdat ze feitelijk niet meer doen dan protesteren. Dat wegzetten van die groep is nu namelijk niet voor niets een terugkerend verwijt van Wilders. Hij gebruikt het als wapen zodra hij de indruk krijgt dat zijn ‘achterland’ niet serieus genomen wordt. Hij voelt heel goed aan dat dit achterland ook hem gebruikt om de voet op de rem te zetten van de Dynamische Kwaliteit. In het regeerakkoord van Rutte 1 werd niet voor niets met geen woord gerept over de islam, en ook werden er geen belangrijke hervormingen voorgesteld.

Daarmee leek het een regeerakkoord die de statische Kwaliteit vertegenwoordigde. Maar schijn bedroog de werkelijkheid. Wilders ontsnapte op het nippertje.

 

Het midden

Voor we verder onderzoeken of de Wijsbegeerte van de Kwaliteit antwoord kan geven op de eerder gestelde vraag ‘is er wel een middel om uit de impasse te komen?’ wil ik eerst dieper ingaan op het in de politiek vaak gehanteerde begrip ‘het midden’, c.q. de middenpartijen.

Volgens van Dale is het midden een punt halverwege twee of meer uitersten. De inhoud van dit politieke midden - en daarvan afgeleid de ‘middenpartijen’ - wordt beschouwd als staande voor een beleid dat rekening houdt met zowel de opvattingen ter linker als ter rechterzijde van het politieke spectrum. Met het doel om tot een bepaald compromis te komen. De populaire term voor dit invulling geven aan het veelgeprezen poldermodel, is ‘polderen.’

 

Ik zou dit midden echter met nadruk symbolisch willen noemen; of mogelijk beschouwen als een metafoor. Behalve dat een metafoor iets zegt over de werkelijkheid, verbergt deze ook altijd een leugen, volgens antropoloog prof. André Droogers. Dus het is opletten geblazen, om vanuit deze paradox het juiste perspectief in beeld te houden. Vanuit de WvdK (Wijsbegeerte van de Kwaliteit) durf ik dan ook te stellen dat dit begrip ‘het (politieke) midden’ niet adequaat is en dat het - mede door het religieuze, transcendente karakter ervan - misleidend en versluierend kan werken. Daardoor blijft onduidelijk wat er werkelijk aan de hand is. Desalniettemin, de genoemde paradox, wil ik het begrip een belangrijke plaats geven, mits dus goed gedefinieerd en als dat niet mogelijk is, goed omschreven. Ik heb de hoop dat de WvdK daarbij ook behulpzaam kan zijn.

Het midden is dus geen statisch rekenkundig gegeven, zoals dit zelfstandig naamwoord doet vermoeden. Zoals er wel gesproken wordt over het begrip liefde, dat het een werk-woord is / zou moeten zijn, zo zou er ook gesproken kunnen worden over het midden. Misschien zijn de fenomenen liefde en het midden wel synoniemen.

Deze wijze van denken brengt mij onvermijdelijk bij de filosoof Martin Buber en zijn boek ‘Ik en Gij’ (1923), waarin hij de werking van het midden beschrijft: “De gemeenschap wordt gebouwd uit de levende wederkerige relatie, doch de bouwmeester is het levende werkende Midden” (blz. 48 – de hoofdletter M is van Buber!).

Op deze wijze lijkt ‘het midden’ welhaast een metafysische, religieuze betekenis te krijgen. Overigens ook de cultuurfilosoof Peter Sloterdijk rept in zijn boek ‘Je moet je leven veranderen’ (2009) over het Midden. Hij schrijft zelfs dat hij zich altijd een ‘middenkind’ heeft gevoeld.

 

Als we Martin Buber zijn beschrijving van het midden als uitgangspunt nemen dan is de stap naar de Wijsbegeerte van de Kwaliteit van Pirsig gemakkelijk gemaakt. Het levende werkende Midden wordt dan gebouwd uit de wederkerige relatie tussen sK en de DK. In dit verband is het duidelijk dat wanneer één van de bouwstenen overheerst of ontbreekt er geen sprake kan zijn van een levend werkend Midden. Dan verdampt het midden.

 

Zeer actueel is in dit verband de analyse en visie van Klaas van Egmond die weergegeven wordt in zijn boek (2013 – uitg. Christofoor) ‘Een vorm van beschaving’. Hij introduceert het begrip ‘het radicale midden’, die ook wel als ‘de derde weg wordt aangeduid’, zoals hij op pag. 176 beschrijft. Van Egmond schrijft dat verschillende sociaaldemocratische coalities, en in Nederland Paarse kabinetten, op de ideeën van de ‘derde weg’ zijn gebaseerd.

 

Terzijde: uit deze analyse van van Egmond blijkt dat dit door hem omschreven ‘radicale midden’ niet overeenstemt met wat ik het wederkerige (duurzame) midden noem.. Dit radicale midden beschouw ik als een uiting van DK. Hoe bijzonder ook zijn analyses zijn overlappen deze begrippen elkaar niet en dat heeft m.i. vooral te maken met het feit dat prof. Van Egmond tot zijn analyse komt vanuit het oude paradigma; met het daarbij behorende sociologische technologisch / mechanische referentiekader.

 

Voorbeelden

Als we op deze wijze (vanuit de wederkerige relatie tussen DK en sK) het begrip het midden benaderen, is het interessant om te kijken naar het volgende voorbeeld. In Trouw van 12 oktober 2010 vergelijken Willem Breedveld (helaas was dit zijn laatste artikel en is hij kort daarna overleden) en Hans Goslinga uitvoerig de kabinetsformatie van Rutte 1 met die van 1973. Zij schetsen een politieke ontwikkeling, waarbij ze beweren dat de PvdA van 1973 tot 1986 een polarisatiestrategie hanteerde. Ze schrijven vervolgens: “Pas onder leiding van vakbondsman Wim Kok, een pragmatische polderaar, richtten de sociaaldemocraten de blik weer naar het midden.”

 

Vanuit de WvdK wil ik nu juist het omgekeerde beweren en stellen dat Kok c.s. er voor kozen om zich volledig over te geven aan de Dynamische Kwaliteit. Zij waren het die een begin maakten met het verminderen van de aandacht voor de statische Kwaliteit, waardoor het midden begon te verdampen. Niet voor niets kwam na die periode Pim Fortuyn naar voren als de eerste charismatische vertolker van een statische Kwaliteitsbeweging. Tekenend daarvoor en dus symbolisch was er de botsing met Ad Melkert en moest deze uiteindelijk het veld ruimen, als exponent van Dynamische Kwaliteit, hetgeen nog eens bevestigd werd door het vervolg van zijn loopbaan bij de Wereldbank, bij uitstek een DK organisatie.

 

Wat bedoelen Breedveld en Goslinga nu eigenlijk als zij het hebben over een polarisatiestrategie van de sociaaldemocraten van 1973 tot 1986, van oudsher een van de de belangenbehartigers van het midden? Het antwoord op die vraag is nogal essentieel om zicht te krijgen op de twee paradigma’s die in dit verhaal ter sprake komen.

 

Zij bedoelen daarmee, als ik van Dale raadpleeg, dat de PvdA een strategie had waarmee het de tegenstellingen wilde verscherpen. De vraag is is die constatering juist?

Zou het kunnen zijn dat zij in die jaren niet zozeer de tegenstellingen wilden verscherpen, maar zich bewust waren dat zij in die dynamiek van de vooruitgang ook de waarden van de sK wilden bewaken omdat zij aan hun water aanvoelden dat de opvattingen en leefwijze van hun traditionele achterban anders verloren dreigde te gaan.

Opvattingen en een leefwijze die gekenmerkt werd door een samenhang (wederkerigheid) tussen de wens om het inkomen te verbeteren en het verlangen om je thuis (veilig, herkenbaar) te voelen in je sociale omgeving? Anders gezegd, zou het kunnen zijn dat de PvdA (maar ook het CDA) juist toen (’73 – ’86) in een laatste stuiptrekking de samenhang tussen statische en dynamische Kwaliteit verdedigde? En dus ijverde voor een politiek van het zogenaamde midden. Dat dit in de ogen van de vertegenwoordigers (Wiegel en cs.) van de DK polariserend overkwam is te begrijpen? Zij riepen dat ook luidkeels. Maar daarom was het nog niet zo.
Ik denk dat mijn analyse hout snijdt met name omdat daarna ‘de Paarse kabinetten’ zoals gezegd geen oog meer hadden voor het belang van de statische Kwaliteit. Deze kabinetten richtten - gezien vanuit de WvdK – de blik helemaal niet naar het midden, zoals Breedveld en Goslinga beweren. Zij gingen met de Dynamische Kwaliteit aan de haal. Nog niet eerder heeft Nederland het in economisch opzicht zo goed gedaan als in die periode. Maar ten koste van wat? Plukken we daar ongeveer 20 jaar na dato de wrange vruchten van omdat de wederkerige relatie tussen sK en DK (definitief) is verstoord?

 

De geest uit de fles

Met zeer veel moeite hebben de vier kabinetten Balkenende daarna getracht weer morele waarden van de statische Kwaliteit te integreren in het proces van Dynamische Kwaliteit. Niet voor niets werd de LPF erbij gehaald en had Balkenende het ook vaak over die morele waarden. Maar Balkenende c.s. kwamen er door schade en schande achter dat de morele chaos, die zo kenmerkend is voor alleen maar Dynamische Kwaliteit, bijna niet meer te beheersen was. De geest was uit de fles. De vraag is, kan de genoemde wederkerigheid hersteld worden; kan die geest weer in de fles op een wijze zonder dat de balans doorslaat naar de andere kant.

 

Het alleenrecht

De behoefte aan meer statische Kwaliteit leek alleen door de extreme standpunten van de PVV, die het Islam- c.q. integratiedebat als breekijzer gebruikt(e), gemobiliseerd te kunnen worden. Rutte en Verhagen voelden de tijdgeest goed aan.

Maar werd het daarmee een rechts kabinet? Vanuit het oude begrippenkader / paradigma wel; vanuit de WvdK durf ik te stellen dat het met zijn overmatige aandacht voor statische Kwaliteit veel meer neigde naar het midden. Niet voor niets concludeert Hans Goslinga op de website van Trouw in een artikel van 16 oktober 2010 - met de veelzeggende titel “Rutte kiest met PVV voor stilstand en verschansing” - het volgende: Nederland stelt zich onder dit kabinet niet open voor de internationale dynamiek, maar kiest uit angst en behoudzucht voor verschansing tegen de boze buitenwereld.”

Opvallend is dat Goslinga hier dus het fenomeen ‘internationale dynamiek’ ( = DK) introduceert. Hoewel redenerend vanuit een ander begrippenkader, bevestigt Goslinga hiermee mijn analyse vanuit de WvdK.

 

 

Waarschijnlijk voelde Wilders, na zijn triomf gebaseerd op rancune na de start van Rutte 1, op zijn klompen aan dat de waarden van de sK ondergesneeuwd zouden worden in dit kabinet. Ik noemde dat al eerder in mijn verhaal. Intuïtief (hij gaf nauwelijks rationele argumenten) besloot hij te stoppen met zijn gedoogrol, om op die wijze het schijnbare alleenrecht als vertegenwoordiger van de sK op te eisen. En met succes, zo blijkt nu anno 2016 uit de opiniepeilingen. Waarom de SP hier nauwelijks een rol in speelt heeft waarschijnlijk alles te maken met de fatsoenlijke, indirecte wijze waarop haar leider Emile Roemer (hij is geen straatvechter) op de trom slaat. En dat is niet de trom van een voorloper in een emancipatieproces. Hij is onderdeel van het bestaande paradigma en probeert op een aantal aspecten mee te liften op de energie van de PVV. Elk emancipatieproces (in dit geval van de sK) vraagt namelijk om een uitgesproken leider die gepassioneerd weet waar hij voor staat.

 

De vraag is: komen de vertegenwoordigers van het oude Midden voor langere tijd aan de zijlijn te staan? Ik ben geen profeet, maar durf te zeggen: zolang zij niet in de gaten hebben wat er in de onderliggende laag van de maatschappelijke werkelijkheid speelt en wat de onderliggende oorzaken zijn van de morele chaos, en zolang ze (daardoor) niet kunnen verwoorden wat er werkelijk speelt bij al diegenen die de waarden van de statische Kwaliteit missen in hun leven, zolang zullen zij aan de zijlijn blijven staan en zal de impasse voortduren. Een nieuwe generatie politici zal moeten gaan werken vanuit een ander paradigma en zich de waarden van dit paradigma tot in hun botten eigen moeten maken. Korte termijn trucjes helpen daarbij niet.

Die veranderende houding zag ik in een tv uitzending van Radar op 2e Pinksterdag 2016, waar artsen aan het woord kwamen die in hun werkveld (ziekenhuis Bernhoven in Oss) de macht grepen/ kregen om de sK weer in te voeren (zij noemden het kwaliteit).

 

Nu anno mei 2016 kan ik constateren dat de vertegenwoordigers van de DK nog steeds geen pas op de plaats hebben gemaakt. Denk aan de grote wetswijzigingen die de VVD en PvdA hebben gerealiseerd en die gepaard zijn gegaan met veel negatieve neveneffecten, die met name de behoefte aan sK verder hebben aangewakkerd. Tegelijkertijd bereikte een ‘grote’ stroom asielzoekers / vluchtelingen Nederland, die het zelfde effect hadden op die behoefte.

Veel andere voorbeelden kunnen genoemd worden waaronder de weigering van het kabinet om de SNS bank tot een soort oude Postbank te maken.

 

De essentie van bovenstaande 3 delen schreef ik grotendeels in 2010 en 2015. In 2016 vulde ik het aan met actuele voorbeelden. In deel vier vervolg ik mijn beschouwingen door opiniërende artikelen c.q. columns te toetsen die in de laatste jaren zijn verschenen over dit onderwerp.

 

 

Samenvatting

 

Ik begon mijn vierluik met de kop:

Een poging om met het begrippenkader van ‘de Metafysica van de Kwaliteit’ een antwoord te krijgen op de vraag waarom het politieke midden zichzelf heeft uitgerangeerd of anders gezegd, aan het verdampen is.

 

Na de inleiding, waarin ik vertelde dat ik me al sinds de jaren tachtig grote zorgen maakte over de opkomst van de gevoelscultuur, anderen citeer die deze zorgen deelden, de Metafysika (of Wijsbegeerte) van de Kwaliteit introduceer en uitleg dat mijn verhaal niet rechtlijnig is, maar omcirkelende bewegingen kent, start ik deel 1 met de vraag of er sprake is van een opstand der horden. De analyses van degenen (Geert Mak, Henk Hofland e.a.) die ik citeer laten er geen misverstand over bestaan dat we hier te maken hebben met een verontrustend verschijnsel. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat de deskundigen ook niet weten hoe de kloof te dichten is; hoe dit proces te stoppen is.

In deel 2 introduceer ik de begrippen statische Kwaliteit (sK) en Dynamische Kwaliteit (DK) die Robert Pirsig in o.a. in zijn boek Lila gebruikte en beschrijf de bewegingen die plaats vinden in de samenleving.

In deel 3 ga ik gedetailleerder in op die bewegingen en stel op het eind van dit deel de vraag of de MvdK, met haar begrippen sK en DK antwoord kan geven op de oorzaak van deze verontrustende bewegingen en op de vraag van bijvoorbeeld Nelleke Noordenvliet of er wel een middel is om uit de impasse te komen.

Vervolgens doe ik een poging daartoe met onder andere de vraag wat het fenomeen het midden eigenlijk inhoudt. Ik kom tot de vaststelling dat het midden een symbolische betekenis heeft (en niet een getalsmatige afbakening is) en in essentie een wederkerige relatie is / hoort te zijn tussen sK en DK. Waar één van beide polen verdwijnt overheerst de ander.

In mijn analyse wijst alles er op dat de Dynamische Kwaliteit eenzijdig overheerst met als gevolg dat de balans zoek is in de samenleving waardoor (Whitehead) ‘de mensheid wordt voortgedreven door een vaag besef van dingen dat te obscuur is voor de bestaande taal.’ Zonder sK ontstaat chaos. 

In die voorfase van de chaos lijkt de samenleving te verkeren. De signalen, zijnde de beweging die de statische Kwaliteit vertegenwoordigt, of beter gezegd laat weten dat deze in de hoofdstroom niet meer vertegenwoordigd wordt, zijn overal aanwezig zo blijkt uit o.a. uit de voorbeelden die ik geef.

 

In deel 4 toets ik het gehanteerde begrippenkader aan de hand van diverse columns (of delen daarvan) uit diverse dagbladen (Volskrant, NRC, Trouw) , columns die gaan over de vraag waarom het midden in de politieke verhoudingen aan het verdwijnen is.

 

Conclusies

De vraag is ben ik in de poging geslaagd om door middel van een nieuw begrippenkader een samenhangende, consistente verklaring te geven voor de vraag waarom het politieke midden zichzelf heeft uitgerangeerd. Mijn antwoord is vanzelfsprekend ja! Anders had ik dit verhaal niet naar buiten gebracht.

 

Maar een antwoord op het waarom is nog niet een antwoord op de vraag of er via het begrippenkader van de MvdK ook adviezen te geven zijn op welke wijze de wederkerige relatie te herstellen is tussen sK en DK. 

Het doemscenario: is de kracht van de DK zodanig (de mensheid wordt voortgedreven door) dat er geen keren aan is ( het idee van een tsunami, een soort onvermijdelijke uitkomst van een dieperliggende wetmatigheid in de evolutie)?

 

Nee dit doemscenario hoeft vanzelfsprekend niet aan de orde te zijn. Pirsig wijst er ook op (pag. 14 van deze vierluik) dat het helemaal niet immoreel is wanneer een cultuur niet bereid is om nog meer DK te accepteren. We kunnen en moeten dus dit proces een halt toe roepen. Daar zijn we moreel toe verplicht temeer daar we misschien wel voor het eerst in de geschiedenis kunnen spreken over de mensheid.

 

Inhoudelijk dringt de conclusie zich op dat er dringend vanuit een ander paradigma gedacht moet gaan worden door de samenleving, c.q. het individu, c.q. de politiek. Kortzichtige opportunistische cosmetische veranderingen zullen volgens de MvdK geen enkel effect sorteren. Een samenhangende visie op het herstel van de wederkerige relatie tussen DK en sK zal ontwikkelt moeten worden door diegenen die tot in botten overtuigd zijn van de noodzaak ervan. Daarbij zal voorrang gegeven moeten worden aan een inventarisatie van de factoren die een versterking van de sK bespoedigen. Want anders kan er überhaupt geen sprake zijn van een herstel van de wederkerige relatie.

 

Voorstellen

 

Deltaplan – het ontstaan van het DUURZAME MIDDEN

We zullen, voordat dit voorstadium van de chaos zich verder uitbreidt, moeten komen tot een deltaplan. Dit deltaplan moet er op gericht zijn een kanteling aan te brengen in de vormgeving van de samenleving op alle nivo’s, zonder te vervallen in het oude politieke taalgebruik van links en rechts. Het midden zoals ik dat heb gedefinieerd zou in dit verband ook het DUURZAME MIDDEN genoemd kunnen / moeten worden.

Duurzaamheid die gericht is op alle facetten van het leven.

Prof. Jan Rotmans is volgens mij tot nu toe de enige die, zo bleek ook uit het interview met hem in Nieuwsuur van 30 april 2016, die een samenhangende visie heeft, waardoor ook hij komt met de term deltaplan.

Aansluitend daarop wil ik de cultuurfilosoof Peter Sloterdijk uitgebreid citeren (voor diegenen die nog twijfelen en nog steeds autoriteiten nodig hebben om overtuigd te raken) uit de Volkskrant van 30 april 2011 en uit zijn boek ‘Je moet je leven veranderen’. Als geen ander heeft hij de dringende noodzaak treffend omschreven om als individu, maar ook als samenleving te veranderen.

 

Peter Sloterdijk: we moeten ons leven veranderen

In de Volkskrant van 30 april 2011 heeft Peter Giesen een interview met Sloterdijk gehouden. In de krantenkop staat: “Mensen hebben de heilige plicht hun leven te beteren, vindt de Duitse filosoof Peter Sloterdijk”. Dat is hard werken, erkent hij. “Het valt niet mee om een heilige of een Rembrandt te worden, maar je kunt er elke dag op oefenen.”

Verderop in het artikel komt Giesen met de vraag: “Waarom bent u er zo van overtuigd dat zo’n nieuwe avant-garde zal opstaan?” Sloterdijk antwoordt:

“De absolute imperatief (de dwingende oproep) – je moet je leven veranderen – verschijnt nu in een andere vorm omdat de druk van de werkelijkheid zo zal toenemen. In de technische samenleving zijn de spanningen zo toegenomen dat iedereen wel ziet: zo kan het niet verder gaan. We moeten proberen nieuwe regels te formuleren die het reële bestaan) van een geglobaliseerde mensheid reguleren. Dat gaat verder dan het boeddhistische of christelijke begrip van de gemeenschap. Ik hoef immers niet in jezus te geloven om te begrijpen dat de oceanen worden bedreigd door een ecologische catastrofe. Ik hoef de raad van boeddha niet te volgen als ik eraan wil bijdragen dat het atmosferisch omhulsel van de planeet niet verder gecorrumpeerd zal worden. Ik zie de nieuwe avant-garde al ontstaan. Op de hele wereld zie je een nieuwe vorm van reflectie, er ontstaat een nieuwe generatie die haar leven al in dit perspectief overdenkt. De ethische avant-garde zal men herkennen aan de eisen die zij aan zichzelf stelt en vervult.

Hij zegt verder op de vraag voor wie de boodschap is bedoeld het volgende:

Het is een boek (‘Je moet je leven veranderen’) voor allen en niemand. De elite die het horen wil heeft zich nog niet gevormd. Ze moet zich nog vormen in het proces van de lectuur.”

De autoriteit die eeuwenlang van buitenaf op de mensen inwerkte is er niet meer. Sloterdijk zegt:

“Er is nog maar één mogelijke autoriteit: de autoriteit die uit het aan het wankelen gebrachte individu komt. De mondiale crisis destabiliseert de mensen. Ze is een autoriteit omdat ze zich op iets onvoorstelbaars beroept, iets waarvan ze een voorbode is: de mondiale catastrofe”.

“We zullen ons leven daadwerkelijk moeten veranderen, nieuwe levensvormen ontwikkelen en deelnemen aan ecologische en economische zelfhulpprogramma’s. We kunnen niet anders dan ‘doen’. Of het ons nu bevalt of niet, dat speelt geen rol meer. Het volstaat niet meer alleen een mentale of een imaginaire verandering te willen.”

 

Uit Peter Sloterdijk zijn woorden blijkt vooral dat de dwingende noodzaak om dit leven vol compromissen en halfslachtig handelen radicaal te veranderen nog steeds niet tot de meeste mensen is doorgedrongen. Hij zegt, dat de burgers zich hebben aangeleerd alle serieuze tekenen van een naderende catastrofe te zien als zijnde een horror-documentaire en de ergste waarschuwingen als uitingen van druktemakers. Zodat men geen haast hoeft te maken met het ernstig nemen van de situatie. Hij schrijft:

“Niettemin zullen de tijdgenoten vroeg of laat moeten beseffen dat er niet zo iets bestaat als een mensenrecht op niet-overbelasting – net zomin als het recht alleen met problemen te worden geconfronteerd die we met beschikbare middelen kunnen oplossen.”

 

Politieke platform het Duurzame Midden

 

Ik roep op om te komen tot de oprichting van het Politieke platform het Duurzame Midden.

Dit platform zal moeten bestaan uit die deskundigen en huidige politici ( ik sluit niemand uit) die de analyse delen dat een herstel van de wederkerige relatie tussen sK en DK de hoogste prioriteit krijgt. Die gaan verwoorden aan welke voorwaarden het versterken van de sK in de huidige werkelijkheid moet voldoen.\

De inhoud kan een statuut (deltaplan) genoemd worden waar politieke partijen zich onvoorwaardelijk aan verbinden.

Mocht dat vernieuwende proces opnieuw getraineerd worden op basis van alleen de behoefte aan cosmetische veranderingen of gebrek aan inzicht in de noodzaak ervan,

stel ik voor een nieuwe politieke partij op te richten met de naam: HET PROGRESSIEVE DUURZAME MIDDEN

 

Reacties op bovenstaand verhaal kunnen verstuurd worden naar henkjan@ecolonie.eu

 

Ecolonie / Hennezel 19 mei 2016

www.ecolonie.eu

 

 

Een cultuur in verandering – deel 4

De essentie van bovenstaande 3 delen schreef ik grotendeels in 2010 en 2015. In 2016 vulde ik het aan met actuele voorbeelden.

 

In dit deel vier vervolg ik mijn beschouwingen door opiniërende artikelen c.q. columns te toetsen aan het begrippenkader van de MvdK, columns/artikelen die in de laatste jaren zijn verschenen over dit onderwerp en ik voor zie ze van commentaar.

Column Hans Goslinga Laat ik beginnen met een column van Hans Goslinga in Trouw van 27 december 2015 met de veelbetekende kop “Politiek jaar 2015: het midden is de stille winnaar”. Hij suggereert dat het midden heeft gewonnen en zegt daarmee dat mijn conclusie (dit kabinet Rutte 2 is één en al DK) niet juist zou zijn. Ik ga er vanuit dat we het hierbij over het midden hebben, zoals ik dat eerder heb omschreven. Ik citeert Goslinga uit zijn column, citaten die zijn stelling ‘het midden is de stille winnaar’ zouden moeten onderbouwen:

“De orde van het ideologische driestromenland die in de vorige eeuw aan de Nederlandse politiek haar vorm en loop gaf, is zo goed als verdwenen. Het terreinverlies van de volkspartijen en de opkomst van populistische partijen laten zien dat onze partijendemocratie in een overgangsfase verkeert. De verzuiling is zo goed als voorbij, het is nog onbekend waarheen de ontzuiling voert. Maar er is, met Hamlet sprekend, 'method in the madness'.

Met bovenstaande alinea kan ik leven. Hij schetst een overgangsfase, maar dan ook niet meer dan dat, vanuit het bestaande paradigma. Wat dat waard is zal alleen de toekomst uitwijzen. Niet voor niets benoemt hij het als een diffuse fase.

“In de diffuse fase blijken de wetmatigheden van het oude coalitiebestel nog springlevend. De wijzerplaat van de klok is grondig veranderd, het uurwerk is nog hetzelfde. De bereidheid tot overleg en samenwerking, kenmerkend voor de politiek ten tijde van de verzuiling, reikt nu over de grens tussen coalitie en oppositie heen. Alleen de PVV en, in mindere mate, de SP bestrijden het kabinet vanuit de zienswijze dat het een ramp voor het land is.”

In de eerste zin laat hij al weten dat het bestaande paradigma nog steeds werkzaam (springlevend) is. Hij zegt vervolgens dat de bereidheid tot overleg en samenwerking nu reikt over de grens tussen coalitie en oppositie heen en noemt dat verschijnsel verderop in zijn column ‘het grote midden’. Hij schrijft ook: ‘het midden regeert, zowel vanuit de Trêvezaal als vanuit de oppositiebanken’. Opvallend daarbij is dat hij de PVV en de SP ten dele, buiten dit ‘grote midden’ plaatst. En de positie van de PVV omschrijft hij als zijnde één van een isolement.

Duidelijker kan deze analyse niet het bekende paradigma weerspiegelen. Er is in het begrippenkader geen enkele andere keuze meer dan alles op één hoop te gooien: het grote midden. Nergens motiveert hij deze analyse anders dan te zeggen dat de mogelijkheid zich te onderscheiden voor deze partijen marginaal is geworden.

Goslinga heeft met deze analyse de Wijsbegeerte van de Kwaliteit geen grotere dienst kunnen bewijzen. Naadloos past zijn afbakening van het grote midden op mijn vaststelling dat we hier te maken hebben met partijen die allen vallen (de een meer dan de andere) onder de beschrijvingen van de DK. Ik sluit niet uit dat de Partij voor de Dieren nog de uitzondering is op deze vaststelling en zich in positieve zin manifesteert als vertegenwoordiger van een wederkerigheid tussen sK en DK.

Column Bas Blokker Op 30 december 2015 schreef Bas Blokker in NRC een artikel met de kop ‘Nederlanders vrezen voor verlies eigenheid’ n.a.v. een zojuist verschenen SCP rapport en neemt daar onder andere de volgende passages uit over: “Door immigratie en open grenzen dreigt Nederland te veel van zijn eigenheid te verliezen” aldus een ruime meerderheid (60%- laag- en mbo opgeleid - 40% hoog opgeleid) van de Nederlandse burgers die bang zijn voor de buitenwereld en dit de overheid kwalijk neemt. Mbo’ ers hebben meer last van het gevoel “weinig grip te hebben op de toekomst”. Zij beschouwen zichzelf als de middengroep van Nederland en voelen zich bedreigd door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en ook door de komst van immigranten.”

Commentaar: bovenstaand illustreert de tweedeling (zie de percentages) die in andere verbanden terug komen.

Column Bas Heijne Onder de kop ‘Nederland, niet langer verbonden’ (NRC - 2 / 1/ 2016) staat de subtitel: ‘Bedreigde eigenheid, een heftig gevoel van miskenning – het is al jarenlang de grondtoon van de vaderlandse onvrede. Waarom radicaliseren opvattingen zo snel?’ 

Heijne illustreert in dit artikel op een fenomenale wijze hoe de de waarde van de sK niet meer begrepen wordt door een vertegenwoordiger van de DK, in dit geval de VVD-er en Commissaris van de Koning in Noord Holland de heer Johan Remkes. Het gaat om het dorp Zwanenburg. Als uitzondering neem ik bijna zijn hele artikel hier over omdat de inhoud zo treffend de essentie verwoordt.

“ Het dorp had ooit, toen het zo’n negenduizend inwoners had, een eigen openluchtzwembad. Op het symposium, n.a.v. het 100 jarig bestaan, bleek dat het al lang geleden gesloten was. Dat nu was het ‘trauma’ – het zwembad was, begin jaren negentig als ik het goed heb begrepen, niet langer rendabel gebleken. Nu had Zwanenburg geen zwembad meer – een wond die niet wilde helen. Wellicht omdat het verder ook al niet echt goed ging. Door de hinder van laag overvliegende vliegtuigen had het dorp al decennia niet kunnen uitbreiden, bezat het nauwelijks aantrekkingskracht op nieuwkomers. De detailhandel was ingezakt. Veel winkels waren verdwenen. “ (Hoe het zwembad verdween uit Zwanenburg of Hoe God verdween uit Jorwerd).

“Een vrouw uit het publiek vroeg Remkes naar het verdwenen zwembad – kon dat niet terugkomen? De Commissaris reageerde meewarig. Mensen hadden toch een auto? Als je wilde zwemmen dan reed je toch naar een dorp ergens verderop, waar er wel een was?”

“Achteraf kwam de vragenstelster op mij af. Ze was emotioneel. Remkes begreep niet wat het verlies van het zwembad betekende voor het dorp; het geld ervoor was ergens in de jaren zestig door grotendeels door de inwoners zelf bij elkaar gelegd. Het zwembad hoorde bij het dorp, het was deel van zijn trots en identiteit geweest. Het was toch juist aan de overheid om de helpende hand uit te steken? Op het gezicht van de vrouw was woede te zien, maar ook iets van verbijstering – ze kon niet begrijpen dat de Commissaris niet eens begreep waar ze het over had.” (vet door mij gemaakt)

En vervolgens geeft Bas Heijne zijn opinie over deze situatie die voor zichzelf spreekt. Ik neem dat deel van zijn verhaal integraal over.

“Die kleine scène is me bijgebleven – omdat die zo mooi de kloof laat zien. Niet zozeer de afstand tussen burger en politiek, hoewel dat zeker ook zo is. Het liet vooral mooi de kloof zien tussen twee wereldbeelden. Aan het gezicht van Remkes was af te lezen geweest dat hij dat hele Zwanenburgse zwembadtrauma maar verwend gezeur vond. Het zwembad was niet rendabel geweest, jammer dan. Aangezien het niet betekende dat de inwoners van Zwanenburg nergens meer konden zwemmen, moesten ze de dingen maar nemen zoals ze waren. Daar werd de wereld echt niet slechter van. Vanuit de vrouw zag het er heel anders uit – het ging wat haar betreft in de eerste plaats om een immaterieel verlies, van eigenwaarde vooral. Het dorp waarin ze haar leven doorbracht had toch al veel van zijn trots verloren door de malaise waarmee de geluidshinder van Schiphol de bewoners daar opzadelde. Haar boosheid, dacht ik, werd niet zozeer veroorzaakt doordat een man als Remkes niet meteen zei dat hij er een subsidiepot voor zou opentrekken, maar dat hij niet eens leek te begrijpen waar de pijn zat. Er zijn belangrijker kwesties dan het Zwanenburgs zwembadtrauma. Maar kijk naar de onderliggende emoties. Verlies van eigenwaarde, bedreigde eigenheid, een heftig gevoel van miskenning, niet gezien worden – het is al jarenlang de grondtoon van de onvrede. Het zwembadtrauma is overal. Je vindt het terug in de rellerige protesten tegen de opvang van vluchtelingen, de weerklank die de bewust opgeklopte verzetsretoriek van Geert Wilders vindt, de hysterische ondergangslyriek in de sociale media.

Omdat de uitingen van de onvrede meestal zo uitzinnig, zo kleinzielig, of domweg racistisch zijn, gaan de reacties meestal daarover – wat is er in deze mensen gevaren? Men staat er hoofdschuddend of ontzet bij, zoals Johan Remkes bij de boze Zwanenburgse vrouw – wat een hysterie, wat een aanstellerij, wat een onfatsoen ook. Maar vrijwel nooit wordt de vraag gesteld: waarom lopen de emoties zo waanzinnig hoog op? Waar komen die overspannen hyperbolen vandaan? Waarom radicaliseren opvattingen zo snel?

Een individu harnast zichzelf met het gelijk van de groep

Een gemeenschap, of het nu een lokale, een nationale of een internationale gemeenschap is, kan niet zonder een gevoel van verbondenheid. Wanneer dat gevoel wegvalt, of permanent miskend wordt, valt men terug op imaginaire entiteiten zoals het Volk, als in „dit is wat het volk wil”, of de Kiezer, als in „de kiezer heeft gesproken”. Of ‘een tsunami’, nog zo’n dreigende algemeenheid.

De negentiende-eeuwse Deense filosoof Kierkegaard begreep dat al. Hij schreef: „Alleen wanneer het gevoel van verbondenheid in een samenleving niet sterk genoeg is om concrete realiteiten tot leven te wekken, kan de Pers abstracties als ‘het Publiek’ creëren, dat bestaat uit onechte individuen die nooit verenigd zijn en kunnen zijn in een feitelijke situatie.”

Wat de gevolgen zijn van een dergelijk wegvallen van verbondenheid wordt heel mooi beschreven door de Amerikaanse filosoof Matthew Crawford in zijn ook in het Nederlands verschenen boek De wereld buiten je hoofd (2015), waar ik het citaat van Kierkegaard vond. Wanneer mensen dat gevoel van onderlinge verbondenheid met anderen niet langer werkelijk voelen, schrijft hij „begint ieder van ons zichzelf te zien als de vertegenwoordiger van iets algemeens. We brengen dit ‘vertegenwoordiger zijn’ mee in onze ontmoetingen met anderen. Dit vervlakt onze relaties en maakt ze abstracter.”

Om bij mijn voorbeeld te blijven, de vrouw die ontsteld was over het onbegrip van Johan Remkes, zou zichzelf dan al gauw kunnen gaan gedragen als het prototype van de boze burger, die het niet langer pikt, die haar vertrouwen in de politiek kwijt is, enzovoort. Ze wordt een type, in alles anti. In plaats van verbondenheid is er enkel nog vervreemding.

Wanneer mensen zich meer en meer als de individuele vertegenwoordiger van een algemeenheid gaan zien – een positie, een overtuiging of een identiteit – wordt een werkelijk gevoel van verbondenheid met anderen moeilijk en misschien wel onmogelijk – er staat domweg teveel tussen mensen in, omdat ze elkaar niet meer als individuen tegemoet kunnen komen, maar de ander als vertegenwoordiger van iets zien. De regent, de populist, de Gutmensch, de tokkie, de radicale moslim, de wereldvreemde elite, de onbestuurbare burger. En ook een individu harnast zichzelf dan met het gelijk van de groep, je gaat je gedragen naar het beeld dat men van je heeft. Er is geen sprake meer van een verbindende identiteit, maar juist van een atomisering van identiteiten, die hun kracht vinden in oppositie. Iedere uiting wordt een protestkreet, een blijk van ontzetting en verontwaardiging. Debat en dialoog zijn uitgesloten.

Al gauw gaat het dan niet meer om een eenvoudig zwembadtrauma, waar op zich goed mee te leven valt, maar om een existentieel gevoel van miskenning, dat eigenlijk niet meer praktisch is op te lossen.

De burger voelt het gemis aan verbondenheid en kijkt vragend naar de politiek, die geen goed antwoord heeft en de bal vervolgens terugspeelt – waardoor de burger zich steeds onverzoenlijker opstelt, waardoor de politiek geneigd is zich nog verder in zijn eigen bubble terug te trekken en alles onderling te regelen, terwijl men onderwijl de burger steeds meer ziet als in wezen onbestuurbaar en ten diepste onredelijk. De burger voelt zich op zijn beurt nog meer in de steek gelaten en maakt het zich onbegrepen voelen tot zijn identiteit, waardoor het misverstand groter en groter, de kloof dieper en dieper wordt.

De laatste tijd wordt er steeds vaker wanhopig gewezen op de zwijgende meerderheid. Vroeger stond dat begrip voor de niet uitgesproken, sluimerende onvrede, inmiddels is het andersom: het staat voor de stille redelijkheid van de meeste mensen, die in het gekrakeel niet langer gehoord lijken te worden, die geheel en al buiten beeld zijn geraakt door alle polarisatie van posities, of het nu gaat om Europa, de vluchtelingencrisis, of de plaats van de islam in het westen. Dat zegt veel over deze tijd.

Het gaat er nu om die meerderheid een krachtige stem te geven, weerbaar te maken tegen intimidatie door radicalen, onverstoorbaar voor het theatrale ondergangsgejammer. Maar dat lukt alleen wanneer je oog krijgt voor de reële gevoelens van vervreemding om je heen, wanneer je afleert anderen te zien als louter vertegenwoordigers van iets. Zolang men blind blijft voor de onderliggende emoties van het zwembadtrauma, zal het onbegonnen werk zijn.”

Die laatste zin c.q. conclusie van Heijne ‘zolang men blind blijft voor’ raakt de kern van mijn verhaal. Men is niet in staat om te zien met de donkere bril van het bekende paradigma op.

 

Interview Chris Rutenfrans/ Janita Naaijer met Willem Schinkel

Europa bedrijft een politiek van de dood, zo luid de kop van het artikel van 12 maart 2016 in de Volkskrant.

Hieronder een paar citaten / alinea’s uit het interview die relevant zijn voor mijn verhaal. Hoogleraar sociale theorie Willem Schinkel pleit voor 'een nieuw links van links'.

U pleit daarnaast voor een nieuw taalgebruik. Antw.: 'Veel termen zijn readymades geworden: 'allochtoon', 'integratie', 'Marokkaan'. We weten eigenlijk niet meer wat we ermee bedoelen, hoewel we ze voortdurend gebruiken. Veel van die termen zijn bovendien leeg. Neem bijvoorbeeld multiculturalisme. Daar heb ik een letter aan toegevoegd: multiculturealisme. Een realisme dat zegt: ah ja, wij linkse politici waren ooit politiek correct en multicultureel en nu zijn we realist! In feite is er nooit een multicultureel beleid geweest. Je had integratie met behoud van eigen cultuur. Maar dat was een keihard assimilationistisch beleid. Hoe krijg je de mensen die hier komen het snelste geëmancipeerd, het snelste hogerop? Vanuit hun eigen kracht en eigen achtergrond. Zijn ze eenmaal hogerop gekomen dan kunnen ze die achtergrond afwerpen.'

De politici en intellectuelen van nu zijn volgens u verlamd en laf.

“Dat verwijt ik vooral links. Dat rechts consistent is, is prijzenswaardig. Ik heb vele malen liever een goed conservatief dan een laf links persoon, bijvoorbeeld een PvdA'er. Met een conservatief kan ik een flinke antagonistische strijd voeren. Maar links is in de jaren '90 enorm verrechtst. De grote neoliberalisering is door de PvdA doorgevoerd tijdens Paars. Typerend is dat Wim Kok zijn idee om de ideologische veren af te schudden, had geleend van Bram Peper die het weer had van zijn toenmalige vrouw Neelie Kroes, een VVD'er.”

( commentaar: hij geeft hiermee de beweging aan van het versterken van de Dynamische Kwaliteit. Helemaal mee eens dus. Maar……).

( vervolg interview) We hebben een groot midden gekregen dat tegen rechts aanschurkt. En we hebben rechts in de persoon van Wilders die het meest consistent verwoordt wat veel PvdA'ers eigenlijk ook denken. We hebben geen antagonisme op links en dat is cruciaal voor een democratie. Daarom zeg ik: ik ben voor een links van links. Democratie is een permanent proces waaraan je moet werken. En sommige onderdelen daarvan zoals de PvdA moeten afsterven.'

Commentaar: In bovenstaande alinea gaat Willem Schinkel naar mijn mening, volgens mijn begrippenkader ten dele de mist in omdat hij gebruik maakt van het oude begrippenkader en dus beperkt is in zijn analyse. Je ziet hem er ook mee worstelen. Hij maakt denkconstructies die volgens de Wijsbegeerte van de Kwaliteit niets met de onderliggende werkelijkheid te maken hebben, zoals de zin ‘sommige onderdelen van de PvdA moeten afsterven.’ Een nietszeggende conclusie in mijn ogen. Als je over onderdelen praat dan heb je het over een mechanische, technische zienswijze. Machines hebben onderdelen, niet mensen of verbanden van mensen. Natuurlijk komt hij vanuit die achtergrond geen stap verder. De oude begrippen links en rechts zijn niet adequaat genoeg om de vinger op de zere plek te leggen.

Gek eigenlijk dat hij begrippen (rechts / links van links) zo gemakkelijk hanteert terwijl hij een pleidooi houdt voor een nieuw taalgebruik. We hebben al vastgesteld dat Wilders de rancune vertegenwoordigt ( ik heb het dus even niet over de uiterlijke anti-sentimenten -Europa, Islam etc.- van hem) in die zin ben ik het eens met Schinkel dat hij het meest consistent is in (wat ik dus zou noemen het vertegenwoordigen van de statische kwaliteit) en dus ook veel PvdA-ers daarin vertegenwoordigt. Maar is hij Wilders in die vertegenwoordigers rol rechts? Hoe vaak wordt niet over hem gezegd dat hij in zorgkwesties zo aanschurkt bij de SP.

 Waar hij schrijft ‘ik ben voor een links van links’ gaat hij Schinkel dus m.i. die bedoelde mist in omdat hij ‘een links van links’ niet definieert. Hij lost dat op om het verder over strijd te hebben, maar waar moet die strijd dan over gaan? Op welk inzicht is dat gebaseerd. Hij benoemt de inhoud van ‘een links voor links’ niet. Als dat nl. een dominante Dynamische Kwaliteit is ( de intellectuelen…) die de strijd moet aangaan, dan zal dat pleidooi alleen maar in zijn tegendeel gaan verkeren. De PvdA heeft in het verleden (tot regering Kok) legitieme macht gekregen omdat zij de kunst verstonden om te opereren op het snijpunt (de wederkerige relatie) van DK en sK. Toen ‘Kok cs’ de waarden van de sK verkwanselde werd het midden volgens de omschrijving van de MvdK verlaten. Roepen dat er een links van links moet komen zal het midden niet versterken zolang niet gezegd wordt ( er inzicht bestaat) in de waarden van de MvdK.
Tenslotte er is m.i. helemaal nog geen groot midden (zie mijn commentaar op de column van Hans Goslinga die ook schreef over het grote midden).

( vervolg interview) 'In een democratie moet je strijd kunnen hebben. Als je doet alsof die er niet is, zoals bij Paars, komt ineens een Pim Fortuyn. Fortuyn bracht het verschil terug. Veel mensen begrepen dat niet. Ad Melkert begrijpt het nu nog niet. Die denkt nog steeds: ja, maar de criminaliteit was gedaald, de economische groei was goed... Hij beseft niet dat er geen antagonisme meer was, geen strijd. Dat is een wezenlijk onderdeel van de democratie.'

vervolg commentaar: Ik schreef er ook al eerder over. Ad Melkert staat symbool voor de vertegenwoordigers van de DK. Bovenstaande alinea laat zien dat prof. Schinkel in de buurt komt van het spanningsveld in de wederkerigheid tussen DK en sK, indien beiden aanwezig zijn. Die als het ware ieder vechten om aandacht, om voorrang. Links van links is voor hem mogelijk die sK. Hij vergeet echter dat als ook ‘links van links’ geen inzicht hebben in de waarden van de MvdK ook zij vastlopen in politieke slogans. Dat ook zij weggezet worden door de vulgaire kanten van de DK (Whitehead).

 Interview met Wilfred de Bruijn op 14 maart 2016, in de Volkskrant n.a.v. diens tv documentaires over Frankrijk

De vraagsteller: De schuld wordt vaak gelegd bij een elite, die gesloten en zelfgenoegzaam zou zijn.

Antw.: 'Dat klopt deels ook wel. De Franse elite belijdt non-stop het credo vrijheid, gelijkheid, broederschap. Als je iemand voortdurend een mooi ideaal voorhoudt en de praktijk is heel anders, dat gaat wel heel veel pijn doen.'

De discrepantie tussen ideaal en werkelijkheid is een van de thema's van Op zoek naar Frankrijk. Tegenover de vrijheid staat een hiërarchische, autoritaire samenleving. Tegenover de gelijkheid staat segmentatie, zeker tussen Parijs en de banlieues. En tegenover broederschap staat een groot wantrouwen tussen verschillende bevolkingsgroepen die elkaar keihard bestrijden: links en rechts, stad en platteland, moslims en niet-moslims, katholieken en seculieren, het Front National en zijn tegenstanders.

Commentaar:

Hier zie je in het commentaar van Wilfried ook de enorme kloof verwoord tussen idealen (waarden) en werkelijkheid. Het sluit naadloos aan bij het citaat dat Hofland in 2010 in de NRC waar hij Menno ter Braak citeert: “De theorie van onze opvoeding belooft dat iedereen recht heeft op alle cultuur; de praktijk van het dagelijks leven bewijst dat dit recht maar voor relatief weinigen valt te verwezenlijken. Dat maakt degene die zich tekort gedaan voelt hels.”

Waarom, waarom, is de grote vraag in mijn leven, neigt de samenleving niet tot meer rechtvaardigheid in alle ( milieu,sociaal, economisch) opzichten?? Waarom steeds maar weer uit dat midden weglopen naar de radicale zijkanten??

 

Column van Caroline de Gruyter met de titel: De zelfmoordenaars weten waar zij heen willen. Wij niet. NRC -26 maart 2016

Zij schrijft:

In veel EU-landen woeden felle discussies over wat globalisering doet met onze identiteit. ‘Ons’ Oekraïnereferendum gaat daar ook over. Maar onze leiders, die deze debatten moeten leiden en sturen en betere Europese structuren moeten voorstellen, kijken de andere kant op.

Dit gebrek aan politiek perspectief vreet aan onze sociale cohesie en zelfvertrouwen. De samenleving versnippert: „Ze doen maar”. Maar hoe kunnen cynische burgers die aan het uitchecken zijn, bedenken wat ze moeten met tweede- of derdegeneratiemigranten? Degenen die zich gemarginaliseerd voelen en via kleine criminaliteit langzaam rijpen voor geduldige bekering in Europese gevangenissen? Hoeveel mensen weten eigenlijk dat we, zonder enig politiek debat, al keihard oorlog voeren tegen IS in Libië? Zouden de aanslagen in Brussel daar óók mee te maken kunnen hebben? En met westerse invasies in Irak en Afghanistan?

Europeanen moeten, behalve kaarsjes branden, weer een gemeenschappelijke politieke bestemming vinden. Anders kunnen ze deze cruciale vragen nooit beantwoorden.

Commentaar: Ook hier de analyse : wegkijken door de vertegenwoordigers van de DK ( geen wezenlijke analyse maken) , globalisering (= Dyn.Kwaliteit) , de racune ( cynische burgers, proces van machteloze criminelen zonder perspectief) , geen wezenlijk leiderschap = geen diep inzicht in onderliggende processen maar nog steeds heulen met DK als enig richting gevend leitmotief , en sussende maatregelingen om als gebaar (trucje) tegemoet te komen aan sK

 

 

Artikel van Robert Giebels in de Volkskrant van 7 april 2016 met de titel: Referendum ging om wantrouwen versus vertrouwen

“Het referendum over het EU-associatieverdrag met Oekraïne was niet een kwestie van rechts tegen links, of religieus versus niet-religieus. Het ging ook nauwelijks om het verdrag zelf, maar veel meer over sociale samenhang en wantrouwen versus vertrouwen. Dat is de analyse van electoraal geograaf Josse de Voogd, die aan de hand van verkiezingsuitslagen Nederland langs een politieke sociaalgeografische meetlat legt.

De referendumuitslag is voor de aan de Universiteit van Amsterdam verbonden De Voogd een feest van herkenning. Hij maakte een kaart van die uitslag, zie hieronder, waaruit blijkt hoe hartgrondig gemeentelijke bevolkingen 'tegen' hebben gezegd. De donkerste kleuren duiden op het uitschreeuwen van een nee, zoals op Urk waar 83,3 procent tegen het verdrag is.

In een handvol gemeenten won 'voor', met daarbij grote steden zoals Amsterdam, Groningen, Leiden en Nijmegen. Dat zijn allemaal gekende universiteitssteden, net als Wageningen en Utrecht waar ze het hardst 'ja' hebben geroepen.”

Commentaar

Bovenstaand verhaal van Robert Giebels spreekt boekdelen. Ik hoef hierin niets meer toe te voegen. De feiten spreken voor zichzelf. DK versus sK, platteland versus grote stad, hoogopgeleid versus midden en laag opgeleid. 60% versus 40% (zie eerder al bij Europa referendum.)

 

 

Column Voetnoot Arnon Grunberg 8 april 2016 – de Volkskrant

Een citaat uit deze voetnoot:

Bovenkant formulier

Onderkant formulier

Bovenkant formulier

Onderkant formulier

“Treffend was wat Fokke Obbema donderdag in de Volkskrant schreef: de heer Rutte moet iets doen 'wat de volkswoede niet nog verder vergroot'. Dat gaat niet lukken, de volkswoede blijft de komende jaren alleen maar groeien. Misschien zijn sommige politici daarom ook altijd boos, ze willen de volkswoede aanwakkeren.
Voordeel is dat we nu eindelijk iets meer weten over de Nederlandse identiteit. De Nederlander is boos. Of die boosheid gerechtvaardigd is doet er niet toe, van zijn identiteit moet je afblijven.

 

Tegenstem plaatst Nederland buiten de Europese orde 7 april 2016 - redactioneel commentaar van de NRC redactie.

Eén citaat uit dit artikel springt eruit in het kader van mijn verhaal, en dan vooral de laatste zin:

 

“Want waar heeft de kiezer nu in meerderheid tegen gestemd? Voor zover er al sprake was van een inhoudelijke campagne, waren de bezwaren tegen het associatieverdrag nogal divers. In elk geval was de kritiek vooral gevoelsmatig.”

 

Commentaar:

Die laatste zin sluit aan bij waar ik mijn vierluik mee begon. De gevoelscultuur vermengt zich over duidelijk met de politieke standpunten. De verliezers van, de gedupeerden die hun waarden van de sK kwijt zijn, en tot nu toe geen perspectief hebben op een terugkeer daarvan kunnen niets anders doen dan per definitie tegenstemmen. Dat geeft hun nog enigszins macht, negatieve macht, want de doordenderende trein van de DK is ook op deze wijze niet tegen te houden.

 

 

Column van Arie Elshout met de titel ‘Blijft Europa bestuurbaar onder het 'nee-virus'? – 8 april 2016 de Volkskrant

Citaat:

“Deze mensen hebben het niet heel slecht maar ook niet heel breed. Voor hen niet om de paar jaar een universitaire sabbatical, geen vage maar comfortabele banen in de cultuur- of therapiesector, geen vrijheid hun hippe werk te doen vanachter een laptop in het koffiehuis. Vroeger heetten ze nog arbeiders, nu worden ze aangeduid als 'verliezers'. Hun vroegere belangenbehartigers, de sociaaldemocraten, kijken amper meer naar ze om. Hun zekerheid reikt tot het einde van de maand en derhalve zijn ze altijd bedacht op bedreigingen, reële en denkbeeldige. Ze uiten zich soms weinig gearticuleerd, daar hebben ze niet voor doorgeleerd. Maar ze hebben een stem. Laat het volk aan het woord en het gromt, met de EU als kop van Jut. Die gebruiken ze om het de elites steeds moeilijker te maken. Ze zijn voer voor populisten geworden en laten zich gelden in opiniepeilingen, referenda en andere verkiezingen.”

“En chagrijn is er volop deze dagen, in Europa, in Amerika. Donald Trump en Bernie Sanders zijn daar uitgegroeid tot magneten die zoveel kiezerswoede aantrekken dat ze de Republikeinse en Democratische voorverkiezingen op hun kop hebben gezet. Ook daar veel hoofdpijn bij het establishment.

Slachtoffer van de globalisering

De gewone man weet niet meer bij wie hij nog kan aankloppen. Hij wordt genegeerd of gedemoniseerd

De boosheid zit bij veelal blanke kiezers uit de lagere inkomensgroepen die zich slachtoffer voelen van de globalisering. Hun banen worden weg-geautomatiseerd of verdwijnen naar het buitenland, terwijl ze in eigen huis te maken krijgen met immigranten, die met hen concurreren om banen, goedkope woningen en uitkeringen. Martin Wolf, van de Financial Times, schreef in januari zich niet te verbazen dat 'gewone mensen' zich verweesd voelen. Bij welke van de gevestigde partijen kunnen ze terecht? Rechts hamert op afslanking van de verzorgingsstaat, versoepeling van het ontslagrecht en immigratie als bron van goedkope arbeidskrachten. En links werpt zich op als hoeder van de multiculturele samenleving, beschermer van minderheden en ziet immigratie vooral als mensenrecht.

De gewone man weet niet meer bij wie hij nog kan aankloppen. Hij wordt genegeerd of gedemoniseerd, komt uit bij populisten en reageert zich in het stemhokje af op de elite, de hele wereld maar vooral ook op Europa. Wie het gevoel heeft niet te worden gehoord gaat schreeuwen.”

Commentaar is overbodig lijkt me.

 

Column Maarten Schinkel met de kop: Dijsselbloem toont begrip voor oplevend nationalisme – 15 april 2016

Internationale samenwerking. Burgers denken niet alleen dat ze minder te vertellen hebben door ‘Brussel’. Dat is ook echt zo, zegt minister Dijsselbloem.

Enkele citaten:

“Het tempo van internationale integratie heeft te hoog gelegen. En het groeiende nationalisme waar het Internationaal Monetair Fonds voor waarschuwt, is een begrijpelijke reactie daarop. Dat zegt minister Dijsselbloem (Financiën, PvdA), ook voorzitter van de Eurogroep, tegen NRC in Washington, in de marge van de IMF-voorjaarsvergadering. Mensen gaan meer hechten aan hun eigen, directe zeggenschap omdat ze het gevoel hebben dat de zaken ze aan het ontglippen zijn naarmate er meer geregeld wordt op internationaal niveau”, zegt Dijsselbloem. „Dat leeft niet alleen in Europa, maar ook in de Verenigde Staten.”

“Nationalisme moet volgens hem niet alleen worden gezien als een probleem, dat tot minder samenwerking kan leiden. Het is ook een reactie op die samenwerking. „Er is een naoorlogse periode geweest waarin de Europese samenwerking door idealisme werd gevoed. Het idee was ook dat dit tot meer democratische legitimiteit zou leiden. In de praktijk is de invloed van de kiezer echter afgenomen. Dat is niet alleen een gevoel bij de burgers, het is echt zo.

 

“Ik ben niet voor verdere grote sprongen voorwaarts. Dat is een wanhoopsoffensief om de boel bij elkaar te houden. We moeten versterken en verbeteren wat we nu hebben.”

 

Commentaar:

Hoewel ik zijn analyse niet deel wat zijn suggestie betreft om het nationalisme meer aandacht te geven omdat dit volgens mij een schijnoplossing is ( het is een cosmetische reactie, met weinig verbeeldingskracht) valt me wel op dat Dijsselbloem zegt dat hij niet voor verdere grote sprongen voorwaarts is. Hij wil dus een rem op de ongeremde ontwikkeling van de DK. Dit inzicht is opmerkelijk en zou al helemaal geweldig zijn als hij vanuit een nieuw paradigma ( de MvdK) dit ook vanuit een visie kan dragen. Maar dat laatste betwijfel ik ten zeerste. Er zijn inhoudelijke betere alternatieven om sK inhoud te geven, dan alleen de suggestie te versterken en verbeteren. Onduidelijk blijft namelijk wat er verbeterd en versterkt moet worden. De DK?

 

Column Hans Goslinga met de titel ‘Kan links het initiatief weer nemen in de politiek? Trouw − 01/05/16

Citaten:

“Het getuigt van een goed gevoel voor het politieke moment dat oud-PvdA-voorman Wouter Bos zijn partij het advies heeft gegeven samenwerking met GroenLinks te zoeken. Links geeft rechts de breekijzers voor het doorvoeren van een radicaal soort van democratie: het gelijk van de grootste bek

In het versplinterde krachtenveld zouden beide partijen bij de kabinetsformatie in 2017 een krachtig blok kunnen vormen, dat een beslissende invloed kan hebben op de coalitievorming. Dat is nodig nu de verkiezingen ook een keuze worden voor het soort van democratie in ons land.

De suggestie van Bos maakt misschien een wat opportunistische indruk, nu de PvdA op sterven na dood lijkt en GroenLinks onder Jesse Klaver weer tot leven is gekomen. Maar als linkse partijen iets van de populistische bewegingen kunnen leren is het wel hun wendbaarheid. In het verleden stond op cruciale momenten vaak dogmatiek in de weg en wat de socioloog Van Doorn omschreef als 'de last van een fatsoenlijke moraal'.

][….] dringt zich een nieuwe overweging op. De kans neemt toe dat een linkse of progressieve combinatie de grootste wordt en het initiatief kan nemen bij de coalitievorming na de verkiezingen. Vorige week schreef ik over de beweging 'En marche!' van Emmanuel Macron in Frankrijk, die op deze basis de oude tegenstelling wil doorbreken en een tegenwicht wil vormen tegen het groeiende nationalistische populisme.

Het is een interessant initiatief, omdat Macron ook het oude partijenbestel wil doorbreken. Dat lijkt ook hier, kijkend naar het succes van de ledenloze PVV, aan betekenis te verliezen. In dat licht komt de suggestie van Bos wellicht te vroeg. De oude vormen en gedachten sterven niet zo gauw, een keerpunt komt wel in zicht. “

Commentaar:

Cosmetische veranderingen, trucjes. Of het nu uit de koker van Bos of Macron komt, ze werken niet zonder een diepgaand inzicht. Zolang dat wat links genoemd wordt, niet het inzicht van het belang van een wederkerige relatie tussen DK en sK omarmt, blijft het aanmodderen. In die zin heeft Goslinga gelijk als hij op het eind schrijft dat oude vormen en gedachten niet zo gauw sterven. Het bevestigt in die zin mijn pleidooi om een ander paradigma (en taal) te omarmen. Jawel een keerpunt komt wel inzicht. Je ziet dat ook aan de commentaren en analyses die vanaf 2010 die steeds vaker in de buurt komen van de essentie van de MvdK.

 

 

 

 

Column van Rene Cuperus  met de titel ‘Zo ken ik Nederland niet’ in de Volkskrant van 4/4/2016

 

Neem bijna het hele artikel over omdat het zo to the point is wat betreft zijn analyse. Op het eind geef ik mijn commentaar.

“Hoogopgeleid tegenover laagopgeleid. Moslim tegenover niet-moslim. 'Volk' tegen 'elite'. Jong tegen oud. Mainstream tegen populisme. Het wijst allemaal in dezelfde richting: Nederland gaat in steeds meer gescheiden werelden de toekomst tegemoet. De splijtende krachten lijken het te winnen van de verbindende, overbruggende krachten.”

“EenVandaag peilde dit weekend een uitslag voor woensdag van ongeveer 60 procent tegen 40 procent in het voordeel van de nee-stem. De Nederlandse burgers, voor zover ze in voldoende mate opkomen, zouden met die cijfers het associatieakkoord met Oekraïne verwerpen. Opnieuw, net als bij het Europese Grondwetsreferendum in 2005, zou dan de gevestigde orde het onderspit delven. Opnieuw een pijnlijke blamage.

“De verhouding 60/40 moeten we goed op ons laten inwerken. Die komt vaker terug, zoals onlangs nog in het kwartaalonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar de humeuren en temperamenten van de Nederlandse bevolking. Die verdeelsleutel suggereert - ik heb dat wel eens vaker opgeschreven - dat we met het volgende fenomeen te maken hebben: een meerderheid van de bevolking verzet zich feitelijk tegen de koers, tegen de toekomstrichting, van de huidige samenleving.”

“60 procent staat wantrouwend tegenover de Europese Unie, verzet zich tegen de algehele veronzekering van de naoorlogse verzorgingsstaatbescherming, heeft grote moeite met migratie en de vluchtelingenstroom in het algemeen, en de islam in het bijzonder. En vreest dat Nederland door immigratie en open grenzen te veel van zijn eigenheid verliest. Die grote groep burgers heeft tegelijk het gevoel dat 'mensen zoals wij' aan al deze ontwikkelingen weinig of niks kunnen doen. Dat de politiek gewoon zijn gang gaat. Daarom is die 60 procent voorstander van referenda om de 'politieke klasse', waarvan men het gevoel heeft dat die hen niet langer representeert, en niet naar hen luistert, wakker te schudden of te corrigeren.”

“Wat het allemaal nog onaangenamer maakt, is dat die 60 procent ongeveer overeenkomt met het aantal laagopgeleiden en middelbaar opgeleiden in Nederland. Die voelen zich veel minder dan hoogopgeleiden senang in de globaliserende kenniseconomie, waarin de wereld dorp is geworden, maar het dorp de wereld. Ze profiteren er ook minder van.”

Geen land kan relaxed de toekomst in met zo'n bizarre kloof tussen toekomst-optimistische academici en toekomst-pessimistische niet-academici. En dan heb ik het nog niet eens over de oplopende spanning tussen moslims en niet-moslims.”

Alle seinen staan op polarisatie en op aanscherping van scheidslijnen. Waar is de Nederlandse pacificatie- en poldertraditie gebleven? Het dna van samenwerking en overbrugging van tegenstellingen? Die lijken ons nu in de steek te laten.

Zorgelijk is dat de scheiding der geesten - ook in de afgelopen referendumcampagne - gepaard gaat met steeds giftiger verdachtmakingen op sociale media, en met wederzijdse minachting tussen establishment en non-establishment. Weinig behulpzaam wat dat betreft was ook het Trouw-manifest 'We zijn allemaal migranten ', een pleidooi voor een open Europese samenleving voor en door hoogopgeleiden. Deze Onnadenkenden des Vaderlands dachten populistische onderbuikgevoelens met elitaire bovenbuikgevoelens te kunnen bestrijden. Hoe verzin je het?

Wat een zo verdeeld land als Nederland nu het hardste nodig heeft, is een doorbreking van stereotypen en groepsidentiteiten

Wat een zo verdeeld land als Nederland nu het hardste nodig heeft, is een doorbreking van stereotypen en groepsidentiteiten. 'Volk' en 'elite', establishment, populisme en islam moeten als valse eenheden worden ontzenuwd. Pluralisme en pluriformiteit moeten gestolde tegenstellingen ontregelen. Dodelijk is het beeld van het politiek bedrijf als old boys' network van hoogopgeleiden. De 'elite' zal weer een democratisch links en rechts alternatief tegenover elkaar moeten stellen. Voor het Westen kiezende moslims moeten zich scherp distantiëren van de radicale islam, zoals 'populisten' zich scherp moeten afbakenen van extreem-rechts. Zodat er meer soorten elite, islam en populisten zichtbaar worden. Want een tot op het bot verdeelde, verscheurde samenleving: zo ken ik Nederland niet.

Commentaar:

Hier heb ik weinig aan toe te voegen behalve dan dat ik voorspelbaar na de voorgaande pagina’s niet zijn advies deel dat de ‘elite’ weer een democratisch links en rechts alternatief tegenover elkaar moeten stellen. De elite moet een nieuwe visie ontwikkelen en als die aanslaat bij zeg maar 50% van de bevolking dan is er niet eens zoveel strijd nodig. Die visie kan pas ontwikkelt worden als die elite weet waarom dat nodig is, geredeneerd vanuit een ander kennisparadigma. Dit advies van Cuperus staat naar mijn mening ook haaks op zijn analyse dat ‘een zo verdeeld land als Nederland nu het hardste nodig heeft, is een doorbreking van stereotypen en groepsidentiteiten’. Die zin gaf mij hoop. Maar begrijpelijk dat ook hij zonder een andere begrippenkader niet uit die cirkelredenering kan stappen en het dus weer heeft over een democratisch links en rechts. Tenslotte is het ook opvallend dat Cuperus het ook heeft over verschijnselen uit de gevoelscultuur. Ik heb die woorden vetgedrukt.

 

Column Ger Groot met de titel ‘Het politieke midden is aan het verdampen’ in de Volkskrant van 01/05/16

Enkele citaten:

 

“De politiek is tegenwoordig een strijdtoneel van uitersten, vindt filosoof Ger Groot. "Het verschrikte midden vraagt zich intussen radeloos af of iedereen gek geworden is."

“Hoe beperkter iemands uitzicht op de werkelijkheid is, des te overtuigder kan hij daarop losgaan en des te hogere bergen zal hij kunnen verzetten. Omdat twijfel iemands daadkracht alleen maar verzwakt, legt een middenpositie die in strijdige standpunten altijd wel íets waardevols weet te ontwaren onvermijdelijk het loodje. Waar zwart tegenover wit is komen te staan heeft het grijze midden bij voorbaat het pleit verloren.“

“Zwart tegenover wit
Ik vrees dat we die tragiek momenteel volop aan het werk zien. Het politieke midden verdampt niet alleen in Nederland maar ook in Frankrijk, Oostenrijk, Duitsland en Engeland. In Rusland wordt het autocratische sovjet-systeem met enige vertraging opgevolgd door een even autocratisch nationalisme. Wat er aan radicalisme in de Arabische wereld en haar diaspora gebeurt hoeven we niet eens te vermelden.

Succes hebben ze allemaal - en het verschrikte midden vraagt zich intussen radeloos af of iedereen gek geworden is. Nee, gek niet - maar wel begeesterd door een nieuwe gelovigheid die de traagheid van het enerzijds-anderzijds heeft weten af te werpen. Waar zwart tegenover wit is komen te staan heeft het grijze midden ('grijze mannen', 'grijze pakken', 'grijze meningen', 'grijze compromissen') alleen al om retorische redenen bij voorbaat het pleit verloren.”

Politiek avonturisme
Het politiek gemoed raakt ongeveer om de halve eeuw verveeld van al die grauwe prudentie en begint dan te verlangen naar opwinding en omwenteling: eindelijk is het genoeg! Zoals in Nederland het Oekraïne-referendum pijnlijk aantoonde, ligt frivole speeldrift dicht bij het politieke avonturisme van de kick.

Die strijd is Gomes' strijd niet meer. In dat opzicht is hij onherroepelijk de geschiedenis ontgroeid. Maar één dialectiek verdwijnt nooit: die tussen geloof en scepsis, tussen waaghalzerij en voorzichtigheid, tussen kortstondig succes en saai want langdurig uitgesmeerd gelijk. Zo wordt de historie periodiek opgeschud door zucht naar reuring die zichzelf net als Oedipus bewust verblindt en zo zijn eigen tragedie in zich draagt.

Je zou zelfs kunnen zeggen dat dat blinde verlangen de geschiedenis ís. Wanneer het betijt, breken de grijze perioden aan waarover de historiografie zelden iets te melden heeft. Geluk, evenwichtigheid en prudentie verbant ze naar de voetnoten. Geschiedenis wordt gemaakt door het succespotentieel van de kortzichtigheid.”

 

 

Commentaar:

Daar waar Ger Groot schrijft ‘Zo wordt de historie periodiek opgeschud door zucht naar reuring die zichzelf net als Oedipus bewust verblindt en zo zijn eigen tragedie in zich draagt.
Je zou zelfs kunnen zeggen dat dat blinde verlangen de geschiedenis ís’ heeft hij het over de DK. Denk aan wat Pirsig in Lila schreef:

Toen A.N.Whitehead schreef dat ‘de mensheid wordt voortgedreven door een vaag besef van dingen dat te obscuur is voor de bestaande taal’, had hij het over Dynamische Kwaliteit.

Deze constatering roept de vraag op of de ontwikkeling van de DK in dit stadium niet meer te keren is en zal moeten exploderen in chaos en geweld, voordat opnieuw de krik de sK op een hoger nivo geborgd kan worden dan de afgelopen 40 jaar….

 

 

Interview met de titel Begrenzing: een oerbehoefte

van Sebastien Valkenberg met Ad Verbrugge ( filosoof) − 02/05/16, 14:06

 

Enkele citaten:

 

“Filosoof Ad Verbrugge (VU) gebruikt liever een ander woord om het huidige sentiment in de samenleving te duiden. "Apeirofobie. Angst voor het onbegrensde, in het Nederlands."

“Hecht u niet te veel waarde aan een prikkelend gedachtenexperiment? Is apeirofobie niet een te zware term?
De angst voor het onbegrensde werkte op allerlei manieren door in het klassieke Griekenland. Je treft het motief ook aan in de politieke filosofie. Voor Aristoteles heeft een staat idealiter grenzen die vanaf de top van een berg met het blote oog zichtbaar zijn. Maatschappelijke orde kan alleen in de polis of stadsstaat bestaan, was de overtuiging. Daarbinnen zijn wetten en gewoonten van kracht die het sociale leven reguleren en heb je rechten, daarbuiten is er wanorde en ben je op jezelf aangewezen, in zekere zin vogelvrij. Er bestond bij de Grieken een sterk besef van het leven binnen de stadstaat versus het leven daarbuiten. De argwaan jegens 'buiten' kun je niet domweg herleiden tot xenofobie. Men was niet zozeer bang voor het andere, maar stelde zich teweer tegen invloeden die onbeheersbaar waren en destructief konden uitpakken."

"Vele factoren hebben hierbij een rol gespeeld. Maar een belangrijke oorzaak zijn de jaren zestig geweest. Die stonden in het teken van de doorbreking van grenzen - die zouden de vrijheid van het individu maar inperken. Kosmopolitisme werd de nieuwe norm. Veelzeggend is de status die apeirofobie momenteel heeft. Google het begrip en het staat in een rijtje met andere irrationele angsten, zoals pleinvrees en claustrofobie. Het is kortom iets waar we van af moeten."

En dat is onterecht?
"Het miskent wat de Grieken wél doorhadden. Een politieke ruimte impliceert grenzen. Een huis heeft muren, een land grenzen. Vele mensen herkennen dat 'intuïtief' wel. Alleen treft hen dan tegenwoordig snel het verwijt dat ze zich als kleinburgers gedragen en bang aan het verleden blijven hangen. Of dat ze zich terugtrekken achter de dijken, zoals Alexander Pechtold (D66) het steevast noemt. Hij vertegenwoordigt een kosmopolitische elite die pleit voor het opheffen of relativeren van grenzen. Met de diagnose dat grenzen steeds diffuser zijn geworden, is op zichzelf genomen natuurlijk weinig mis. We reizen immers de hele wereld over en internet trekt zich ook weinig aan van natiestaten. Waar ik wel bezwaar tegen maak is de gevolgtrekking dat grenzen in politiek opzicht dus ook irrelevant zijn geworden."

Dus terug naar kleine gemeenschappen?
"Ik beweer niet dat alleen kleine gemeenschappen levensvatbaar zouden zijn, zoals destijds de Griekse polis. Maar de les die we van de Grieken kunnen leren is dat grenzen in allerlei opzichten een constituerende functie hebben. Vaak wordt dit pas zichtbaar als die grenzen worden weggevaagd."

Het gevolg is de politieke ruimte van Europa, waarvan burgers vinden dat er weinig bescherming van uitgaat. Iedereen kan er lid van worden, maar ook binnendringen - en dat versterkt weer het gevoel van onveiligheid. Europa heeft een grenzenprobleem."

"Dat is te sterk uitgedrukt. Ik zou de angst voor het oneindige niet willen cultiveren, maar je moet de paniek rond wegvallende grenzen wel serieus nemen. Je raakt ermee aan een menselijke oerbehoefte. Of het nu gaat om een uitdijende EU of om de aanhoudende migratiestroom, in beide gevallen is begrenzing onvermijdelijk. Je hoort vaak zeggen dat het sluiten van grenzen een illusie is of er wordt verwezen naar de miljarden die ons land volgens het CPB met deze maatregel zou mislopen. Daarmee wordt echter miskend dat de mens niet louter een homo economicus is. Minstens zo belangrijk is het gevoel grip te hebben op de wereld. Wanneer de situatie ons daartoe noopt is het natuurlijk mogelijk om grenzen te sluiten. Alleen is dit inmiddels moeilijk voorstelbaar door het dogma van de grenzeloosheid."

Commentaar:

Ad Verbrugge komt zoals anderen ook in de buurt van de analyse van de Metafysika van de Kwaliteit. Zo’n zin als ‘Kosmopolitisme werd de nieuwe norm’ duidt onverhuld op de DK en zijn pleidooi voor begrenzing (een oerbehoefte) wijst nadrukkelijk op waarden van sK.

Maar ook hier geen analyse ( zie definitie van het midden) van een wederkerige relatie tussen beiden. Daarnaast psychologiseert Verbrugge de problematiek door het begrip apeirofobie te introduceren, alsof de angst voor het onbegrensde een bepalende factor is. Alsof DK de maatstaf is en als je gewoon als mens behoefte hebt aan veiligheid en een rechtvaardig bestaan, dat je dan angst voor het onbekende zou hebben. Een gotspe; wat een onzin. Hier zien we duidelijk een vertegenwoordiger vanuit de DK aan het werk. Op die manier hoef je nooit de objectieve roep (vanuit de WvdK) om een wederkerige relatie te realiseren serieus te nemen.

 

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

 

 

Stedelingen en buitenlui groeien verder uit elkaar

Trouw -- Bewerkt door: redactie17/06/16, 06:45

 

© Bron: CBS / Trouw. Verschil in vertrouwen tussen stedelijke gebieden en krimpgebieden.

Er ontstaat een kloof tussen de bevolking van de steden en die van gebieden aan de randen van Nederland. Wie jong is en kansrijk, trekt naar de steden. De achterblijvers in de krimpgebieden zijn gemiddeld ouder en lager opgeleid en hebben minder te besteden. Bovendien kijken ze anders aan tegen de wereld om hen heen: ze hebben veel minder vertrouwen in de politiek, in ambtenaren en in hun medemensen - minder nog dan laagopgeleiden elders.

  •  

Nederland ontmengt. Dat kan op den duur het cement van de samenleving aantasten

Jan Latten, CBS

"Nederland ontmengt", zegt Jan Latten van het Centraal Bureau voor de Statistiek op basis van de nieuwste cijfers over verstedelijking én gegevens uit lopend onderzoek waarbij hij als hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam betrokken is. De trek naar de stedelijke gebieden zal doorgaan, verwacht hij, en de contrasten zullen dus groeien. "Dat kan op den duur het cement van de samenleving aantasten."

Vooral in Oost-Groningen en Limburg zijn opvallend veel mensen de mening toegedaan dat 'je niet voorzichtig genoeg kunt zijn in de omgang met andere mensen'. Bijna 55 procent van de Oost-Groningers onderschrijft dit soort stellingen, net als 49 procent van de Limburgers. In bijvoorbeeld de stedelijke gebieden rond Amsterdam en Utrecht liggen die percentages op 42 en 36.

Soortgelijke verschillen doen zich voor als het gaat om het vertrouwen in de Tweede Kamer (landelijk ruim een derde, Midden- en Zuid-Limburg slechts een kwart) en bijvoorbeeld ook rechters (landelijk 69 procent, Oost-Groningen 58 procent), de politie en de pers.

Wantrouwender
Deze contrasten zijn ten dele te verklaren uit de kenmerken van de bevolking in de verschillende delen van Nederland. Laagopgeleiden hebben doorgaans minder vertrouwen in de wereld om hen heen en van hen wonen er in de krimpgebieden meer. Maar in deze delen van het land zijn laagopgeleiden nog iets wantrouwender dan mensen met hetzelfde opleidingsniveau elders.

Niet in alle krimpgebieden is dit het geval. Bewoners van de Achterhoek en Zeeland wijken veel minder af van de rest van Nederland. Dat kan te maken hebben met verschillende godsdienstige achtergronden: protestanten voelen zich vaak meer verbonden met de samenleving dan anderen. Maar ook zoiets als niet in cijfers te vangen 'couleur locale' speelt mee, zegt Latten.

De verschillen in opvattingen komen bovenop een groeiende kloof op sociaal-economisch gebied. De steden trekken vooral jongeren die een goede opleiding achter de rug hebben (of gaan volgen) en mensen met een hoog inkomen - die na hun verhuizing naar de stad vaak nóg meer gaan verdienen. Onder de achterblijvers is het precies andersom: veel mensen met een uitkering of een matig betaalde baan.

Alles wijst erop dat die trend doorzet, zegt Latten. "En als dit een paar decennia doorgaat, zullen de achterstanden van de krimpgebieden zich vermenigvuldigen."

Vandaag in Trouw: Het wantrouwen van Limburg.

 

Commentaar:

Onder andere een uiting van DK versus sK

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

 

Artikelen na het referendum over al of niet een BREXIT

 

 

 

Opeens vinden de Britten zichzelf terug op onbekend terrein

Brexit

De Britten hebben hun land terug. Maar het is niet meer hun oude land, stelt correspondent Patrick van IJzendoorn. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

Door: Patrick Van IJzendoorn 25 juni 2016, 02:00

In Sunderland hebben kiezers voor het eerst sinds de jaren tachtig de weg naar het stembureau gevonden, sinds de dagen dat Margaret Thatcher de scheepswerven sloot. Opeens zagen ze hun kans schoon wraak te nemen op de elite, op de bankiers, op de politici, op de Brusselse 'bemoeials', op de salonsocialisten. Ja, ook op progressieve acteurs als Walliams.

Op de plekken waar de Industriële Revolutie had plaatsgevonden, vond nu een vertraagde Socialistische Revolutie tegen het establishment plaats. Niet bloedig, maar op z'n Engels: stilletjes, via het stemhokje. De leiders waren, heel Engels, particulier opgeleide politici als Farage en Johnson. De UKIP-leider was al populair in deze contreien vol weeskinderen van de Labour Partij, maar onlangs kwamen er berichten dat Old Etonian Johnson hier populairder is dan in Londen, waar hij acht jaar lang burgemeester was. Dit zijn gebieden waar immigratie minder voordelen heeft gebracht dan in de hoofdstad, maar bij Labour bleef het i-woord taboe. Sterker, Labour-leider Jeremy Corbyn is voor meer imm

De cultuuroorlogen

Niet alleen de rioleringen, gebouwen en spoorlijnen hangen houtje-touwtje aan elkaar, maar ook het koninkrijk zelf

Hiermee staan ze lijnrecht tegen over de jongeren die massaal voor het EU-lidmaatschap hebben gestemd. Net zoals er een kloof is blootgelegd tussen Londen en de rest van Engeland, Engeland en de rest van het Verenigd Koninkrijk, hoogopgeleiden en laagopgeleiden, de gegoede burgerij en de lagere klassen, ja, zelfs tussen mannen en vrouwen, in die zin dat de mannelijke helft van de bevolking iets meer voelde voor het ongewisse avontuur dan de vrouwen. Hiermee heeft het eiland kennis gemaakt met een Amerikaanse import: de cultuuroorlogen. Deze staan haaks op de Engelse traditie om te komen tot een 'settlement', iets waar de Anglicaanse staatskerk het beste voorbeeld van is: een verlicht katholieke kerk met een koningin aan het hoofd.

Deze eenheid van het land staat nu op het spel. De stemmen waren nog niet geteld, of de Schotse Eerste Minister kondigde aan een nieuwe referendum te willen, terwijl in Noord-Ierland geluiden opgaan om een eigen volksraadpleging te houden over de Ierse hereniging. Niet alleen de rioleringen, gebouwen en spoorlijnen hangen houtje-touwtje aan elkaar, maar ook het koninkrijk zelf. De Brexiteers zien Groot-Brittannië evenwel als een zeewaardige natie, die zich kan meten met andere grootmachten en koers kan zetten naar nieuwe groeimarkten, met name in het Engelssprekende deel van de wereld. Hoe precies, dat hebben ze er nooit bij verteld, vertrouwend op hun improvisatievermogen.

 

Commentaar:

 

Is duidelijk.

 

 

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

‘Post-Koude-Oorlog is nu ten einde’

Ulrich Speck, Europa-specialist. De vraag die voorligt, is of we een open of gesloten samenleving willen.

  • Volkskrant Caroline de Gruyter

27 juni 2016

 

Hieronder een aantal citaten die relevant zijn voor het onderwerp. De zinnen die er in dit verband speciaal toe doen zijn vetgedrukt.

Europa-expert Ulrich Speck is nog geen week terug in Europa, en het continent trilt op zijn grondvesten door het Britse referendum. ‘Dit is het einde van het post-Koude-Oorlog-tijdperk.” Speck was afgelopen jaar senior fellow bij denktank Transatlantic Academy in Washington. Hij skypet van tussen de dozen in Berlijn: „Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 hebben we in Europa gedacht dat we naar een mondiale cultuur toe werkten met samenwerking tussen landen, geen polarisatie. Een wereld vol tolerantie, open grenzen, uitwisseling. We gingen die cultuur verspreiden, zodat anderen er ook van zouden profiteren. Aan confrontaties met Rusland, Turkije en islamisten zagen we al dat dit weerstand oproept. Het Britse referendum toont dat het tij ook binnen Europa keert.”

Gaat dit over cultuur?

„Ja. Dit is een gevecht over cultuur. Er zijn steeds meer twéé culturen. Enerzijds de jongeren en mensen in de steden, die profiteren van het kosmopolitisme van de globalisering. Ze zijn gewend aan buren of collega’s met andere huidskleuren, religies of seksuele geaardheid. Anderzijds heb je het platteland en ouderen, die daar steeds minder mee ophebben. Deze tweedeling zie je bij alle verkiezingen in Europa pregnanter worden.”

Gaat dit alleen over Europa?

„Nee, het is een groter fenomeen. Neem de VS: aan de kusten is een meerderheid vóór de global culture. In het binnenland en op het platteland groeit de weerzin. Ook daar staan twee culturen tegenover elkaar.

De oude tegenstelling links-rechts is verdampt. Het is nu: open versus gesloten maatschappij. Dit gaat over grenzen: in Europa staan interne én externe grenzen ter discussie.

Wordt de hele globalisering bedreigd?

„Europa op zich wordt niet bedreigd, maar Europa als instrument van de globalisering wel. De EU is een vorm van globalisering. Het is iets voorbij de natiestaat. Natiestaten houden niet op met bestaan, maar in een wereld met problemen die te groot zijn om alleen tegen te vechten, hebben natiestaten zich verplicht samen te werken. Het is een uitruil: je hebt minder manoeuvreerruimte, maar je krijgt er van alles voor terug. Het rare is nu dat velen klagen over die manoeuvreerruimte, en dat maar weinigen benadrukken welke voordelen we eruit halen.”

U bedoelt: niemand verdedigt de globalisering?

„Weinigen leggen überhaupt uit dat het een uitruil is. Velen zwijgen, of zijn in de verdediging gedrongen. Waar is iedereen? Toen de Muur viel, dacht de elite, toen een stuk jonger, dat het westerse model gewonnen had: we waren op weg naar een vredige wereldgemeenschap van staten die geen oorlog voerden maar handel dreven. Daar hoorde een heel wereldbeeld bij.”

Het ‘einde van de geschiedenis’?

„Precies. In dat complete pakket zat alles wat ons vrede en welvaart had bezorgd: democratie, mild kapitalisme, mensenrechten. De VS en Europa gingen dat verspreiden. Dat werkt nu niet meer. Rusland accepteert onze missie niet en beschouwt die als een ‘offensief’. De Turken willen het evenmin. Jihadi’s zijn een oorlog tegen dit wereldbeeld begonnen.

„En nu begint het ook vanbinnen af te brokkelen. We praten over identiteit. Over grenzen. Over buitenlanders of homo’s die we niet willen. Dit is waar de Brexit-discussie over gaat, en waar het bij de Oostenrijkse presidentsverkiezingen over ging. Daarom willen politici als Le Pen en Wilders óók referenda.”

Zijn Europeanen naïef geweest?

„We hebben te lang geteerd op wat achter ons lag, op de Frans-Duitse verzoening na WO II. We dachten dat iedereen het wel zou blijven begrijpen. Nu zitten we met een hele generatie die nog nooit iemand een lans heeft horen breken voor de EU. De vraag is voor veel Europeanen dus: wat doen wij eigenlijk nog bij elkaar? We moeten die vraag beantwoorden, en een beetje vlug ook. We hebben te lang zitten slapen.”

Gaat dat lukken?

„Ik hoop het. Nationalisten, territorialisten, staan recht tegenover globalisten. Ze gebruiken een gevestigd jargon: ‘soevereiniteit’, ‘grens’, ‘natiestaat’. Zij zijn conservatief, willen behouden wat we hebben. De globalisten zijn in de verdediging gedrongen. Zij moeten uit de kast komen, anders verliezen we alles. Tot nu toe gebeurt dat nauwelijks. Hoe kan het, dat we vooral tegenstanders van vrijhandelsverdrag TTIP met de VS horen? Alle regeringen hebben er opdracht toe gegeven! Hoe kan het dat we het materieel nog nooit zo goed hebben gehad, en dat zo weinigen bereid zijn die verworvenheid te verdedigen? Het gaat dus niet om Europa, maar om iets groters: identiteit.”

Waar vestigt u uw hoop op?

„Op de intellectuelen, die helaas tot nu toe ook hun mond houden. Een ander tijdperk breekt aan. We hebben mensen nodig die goed nadenken, vooruitkijken. Die ons perspectief geven.

„We moeten onszelf weer doelen stellen. Nu is er een polarisatie: federalisten versus de eurosceptici. Ze beschimpen elkaar maar er is geen debat, geen middle ground. Het centrum houdt zich stil. Die zwijgende gematigden zouden eindelijk moeten opstaan, zodat er debat mogelijk wordt. Zodat we hoop krijgen dat we eruit komen. De toekomst van Europa hangt daarvan af.”

 

Commentaar:

 

In bovenstaand artikel zie je de contouren terug komen van DK en sK . De zinnen: “De oude tegenstelling links-rechts is verdampt. Het is nu: open versus gesloten maatschappij.” en “geen middle ground. Het centrum houdt zich stil. Die zwijgende gematigden zouden eindelijk moeten opstaan, zodat er debat mogelijk wordt.” zijn natuurlijk zeer relevant voor de analyse op basis van de MvdK. 

 

De vraag is ook hier weer dat als die links-rechts tegenstelling verdampt, wat komt daar voor in de plaats? Gaat het om open – gesloten zoals Speck vaststelt? Hoewel het over kenmerken gaat van resp. Dk en sK is het geen afdoende antwoord, omdat andere kenmerken van deze begrippen niet of nauwelijks worden genoemd en de wederkerigheid tussen DK en sK niet in beeld komen. Daarmee is de argumentatie nog steeds niet terug gebracht tot een onderliggende essentie, wat natuurlijk de begrenzing is van de meeste ‘specialisten’, zoals ik al eerder noemde.

Want als we de reacties binnen het kamp van de Brexitters in ogenschouw nemen dan zien we daar o.a. emoties van grote schrik in de heersende commentaren: dit hebben we niet gewild!

Jongeren zeker niet. Schotland en Noord-Ierland zeker niet. Er is zo blijkt dus weer met de onderbuik gestemd omdat er iets in de basis speelt. Want daar zit die onderbuik. De invloed van de gevoelscultuur krijgt zichtbare vormen met grote gevolgen.

Ook Speck pleit voor het opstaan van het midden, het centrum. Maar je hebt daar niets aan als dat alleen maar een soort politiek, technisch antwoord is zonder dieper inzicht waarom dat midden zo belangrijk is en wat dit midden heeft te doen om de sK inhoud en kwaliteit te geven. Hij heeft zijn hoop gevestigd op de intellectuelen. Dat er nagedacht moet worden is zeker het geval, maar tot nu toe is gebleken dat ‘de intellectuelen’ dat nu juist niet doen en gezorgd hebben voor deze chaos.

Laten we ook hier een ander woord / begrip gebruiken. Ik noem maar wat, de verstandige middelaars?

 

 

Kiezers zeggen 'nee' tegen beleid van Rutte II

Analyse: Het kabinet-Rutte II gewogen

ANALYSE Het kabinet Rutte II regeert tegen de trend in. Een meerderheid van de Nederlanders wil af van de marktwerking in zorg en onderwijs en de AOW-leeftijd terug naar 65 jaar. Dit blijkt uit opinieonderzoek van I&O Research.

Door: Robert Giebels Raoul du Pré 17 september 2016, 02:00

Na zes jaar in het Torentje regeert minister-president Rutte in toenemende mate tegen de maatschappelijke trend in. Voor een aantal speerpunten van zijn eerste twee kabinetten brokkelt de steun van de kiezers af. De verhoging van de AOW-leeftijd, de marktwerking in de zorg en het onderwijs en de terugtredende overheid: draai het maar weer terug, zegt een ruime meerderheid van de Nederlanders.

Dat geldt ook voor bezuinigingen op de gezondheidszorg, ontwikkelingssamenwerking en kunst en cultuur. Dit blijkt uit opinieonderzoek van I&O Research. Het onderzoeksbureau heeft aan de vooravond van de laatste Prinsjesdag van Ruttes tweede kabinet de stemming in het land tussen 2010 en 2016 vergeleken.

Het hele rapport

Lees het hele rapport op de site van I&O Research.

In het najaar van 2010 vormde Rutte met het CDA zijn eerste kabinet, met gedoogsteun van de PVV. In 2012 ruilde Rutte CDA en PVV in voor de PvdA onder leiding van Diederik Samsom. Dinsdag presenteert Rutte II zijn laatste begroting.

Pikant resultaat: voor een aantal speerpunten van de beide kabinetten-Rutte is intussen veel minder steun dan in 2010. In 2010 wilde 37 procent van de Nederlanders de AOW-leeftijd op 65 houden. Nu die leeftijd is verhoogd tot 67, wil 60 procent van de kiezers terug naar 65. Ook de marktwerking in publieke sectoren als de zorg - een VVD-paradepaard bij uitstek - stuit op groeiende weerstand. Fors minder kiezers dan in 2010 willen eigen risico's in de zorg of concurrentie tussen ziekenhuizen en onderwijsinstellingen.

Kiezers zijn linkser

Kiezers lijken zes jaar later sociaal-economisch nog iets linkser en iets minder conservatief

I&O-onderzoeker Peter Kanne zag in 2010 en nu een overwegend links electoraat. Althans als het gaat om alles wat met geld te maken heeft. Sociaal-cultureel ontwaart Kanne vooral conservatisme. 'Kiezers lijken zes jaar later sociaal-economisch nog iets linkser en iets minder conservatief.'

Alles bijeengenomen is het kiezersoordeel over de laatste zes jaar negatief. Daar openbaart zich een kloof tussen de bestuurlijke overtuiging die het Binnenhof domineert en de stemming in het land. Den Haag ziet de verhoging van de AOW-leeftijd als onontbeerlijk om de door de crisis gehavende overheidsfinanciën erbovenop te krijgen, maar de kiezer heeft steeds minder boodschap aan kille economische rekensommen.

Wat de kiezer wil, past in het SP-straatje: bezuinigingen in thuis-, ouderen- en jeugdzorg terugdraaien

Kanne wijst op de hervormingen die Rutte II doorvoerde in de gezondheidszorg. 'Zorg is voor Nederlanders het belangrijkste onderwerp als ze in het stemhokje staan.' De SP lijkt hier een sterke troef in handen te hebben. Hun zorgstandpunt is de belangrijkste reden waarom mensen op de SP stemmen. En wat de kiezer wil, past in het SP-straatje: bezuinigingen in thuis-, ouderen- en jeugdzorg terugdraaien, het eigen risico in de zorg afschaffen, minder concurrentie tussen ziekenhuizen en de ziektekostenpremie inkomensafhankelijk maken.

Het zijn allemaal voorstellen die haaks staan op het beleid van premier Rutte en op de standpunten van 'zijn' VVD.

Ook over andere onderwerpen loopt de mening van de kiezer en die van de VVD uiteen. De Nederlandse kiezer wil de belasting flink verhogen voor inkomens vanaf 150 duizend euro - een gruwel in liberale kring.

Tekst loopt door onder graphic.

© de Volkskrant

Net als rekeningrijden, wat meer dan de helft van de kiezers prefereert. Nog maar een kwart van de kiezers wil het VVD-recept om de files op te lossen: meer asfalt. Er is tegelijk opmerkelijk veel steun (60 procent) voor het PvdA-GroenLinks-initiatief om in 2050 volledig op hernieuwbare energiebronnen als zon en wind te zijn overgeschakeld.

De kiezer wijst niet al het beleid van Rutte I en II categorisch af, stelt I&O Research vast. De bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en cultuur bijvoorbeeld vond een overgrote meerderheid in 2010 nog prima. Nu daarop is gekort, willen in 2016 veel minder mensen die bezuinigingen doorzetten.

Milder

Het lijkt erop dat Nederlanders in zes jaar Rutte wat milder zijn geworden. In 2010 wilden vier van de vijf Nederlanders hogere gevangenisstraffen, nu nog drie van de vijf. Minder mensen willen laaggeschoolde migranten nog weigeren. De steun voor deelname aan militaire vredesmissies is de afgelopen zes jaar flink toegenomen.

En in 2010 was 61 procent het met de stelling eens dat ouderen die vinden dat hun leven voltooid is, met professionele hulp een eind aan hun leven mogen maken. Nu is dat 70 procent.

Rutte krijg het cijfer 5,8 van de kiezers

Iets minder mensen zijn voor een verbod op het dragen van hoofddoekjes door overheidsdienaren. Het sluiten van moskeeën - waarmee de PVV campagne voert - kan nauwelijks op instemming rekenen. Driekwart vindt dan weer wel dat moslims en andere etnische minderheden zich 'volledig moeten aanpassen aan de Nederlandse manier van leven'.

© de Volkskrant

Premier Rutte laat nimmer na te pleiten voor een kleinere overheid die zich niet met van alles moet bemoeien. Daar denkt de kiezer iets anders over. Tweederde wil dat de overheid ervoor zorgt dat burgers met respect en fatsoen met elkaar omgaan. Een even grote groep wil dat die overheid ook de verhogingen van de huren vaststelt.

En Rutte zelf? Die krijgt met een 5,8 een voor politici niet eens heel slecht cijfer van de kiezers. Hij moet op het Binnenhof wel partijgenote Edith Schippers (5,9), Gert-Jan Segers (CU, 6,0), Lodewijk Asscher (PvdA, 6,0) en Jesse Klaver (GroenLinks, 6,0) in waardering voor laten gaan. Geert Wilders krijgt van alle kiezers een 3,7, hij is daarmee de impopulairste fractieleider. Zijn achterban ziet hem echter wel zitten en geeft hem een 8,3.

PvdA-burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb, laat qua waardering alle landelijke kopstukken ver achter zich. Hij scoort een 7,1. PvdA-leider Diederik Samsom krijgt een 4,9. Hij is met een 7,1 bovendien de slechtst scorende politicus onder de eigen achterban.

© de Volkskrant

Waarom stemt iemand op een partij?

Oppositiepartijen SP en CDA zijn prima voorgesorteerd voor de komende verkiezingen in maart 2017. De redenen waarom Nederlanders op die partijen stemmen, zijn meteen ook de belangrijkste onderwerpen voor alle kiezers. Dat blijkt uit kiezersonderzoek van I&O Research.

Gezondheidszorg is het onderwerp waarvoor bijna de helft van de kiezers naar het stemhokje gaat. Gevolgd door het wat ongrijpbare 'normen en waarden' - het thema voor CDA-stemmers. Onderwijs is het onderwerp waarmee D66 meer kiezers aan zich weet te binden dan andere partijen. Bij de PvdA zijn dat 'sociale voorzieningen', bij de VVD economie, bij de PVV immigratie en asielproblematiek en bij GroenLinks duurzaamheid en milieu.

Bij het minst belangrijke onderwerp om op een partij te stemmen, zijn ook duidelijke verschillen. 'Religieuze zaken' vinden CDA'ers en PVV'ers belangrijk, PvdA, D66 en GroenLinks totaal niet. Dat trio is dan weer geporteerd van 'kunst/cultuur', wat VVD, PVV en SP dan weer niet kan boeien. Natuur motiveert de GroenLinks-stemmer zeer, maar de PVV-kiezer totaal niet.

Commentaar:

samengevat dit onderzoek: de wens voor meer statische Kwaliteit heeft

een basis gekregen in de Nederlandse samenleving.

 

Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

 

Kosmopolisme is het provincialisme van de verwenden - Peter Sloterdijk

 

 

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

pleidooi voor een duurzaam midden

Een poging om met het begrippenkader van ‘de Metafysica van de Kwaliteit’ een antwoord te krijgen op de vraag waarom het maatschappelijke en politieke midden zichzelf heeft uitgerangeerd of anders gezegd, aan het verdampen is, met alle gevolgen van dien.

 Juni 2016 - Henkjan de Blaauw