De maretak heeft een lange geschiedenis van legendes en mythen die verschillen van land tot land. Hij behoort tot een familie met ongeveer 1400 soorten, die alle een parasitaire levenswijze hebben. Hij komt vooral voor op fruitbomen, meidoorns, linden, wilgen en populieren. De eik is een van de bomen die zich meestal met succes tegen de maretak weert. Vogels zorgen voor de verspreiding van de plant, vooral door merels en lijsters. Ze eten de vruchten en laten met hun uitwerpselen op de takken de zaden achter. De zaadjes blijven ook op de takken als de vogels de kleverige bessen hebben gegeten en de kleverige bessen aan hun snavel blijven hangen, ze wrijven dan met hun snavel tegen de takken waarop de zaden blijven plakken. Deze ontkiemen en vormen een zuigwortel die door de bast heendringt en zich in het levende weefsel sterk vertakt, tot in het hout.
Nederlandse namen:
Boomgras, Boomkruid, Duivelsgras, Duivelsnest, Hamschel, Hamspoen, Heksenbezem, Heksennest, Mistletoe, Priemst, Kertserhout, Maretak, Marrentacken, Mistel, Moertacken, Lijmkruid, Raamsch, Viscus, Slangentong, Vogellijm.
Vindplaats
De Maretak komt voor in Europa (behalve in het noorden), Noord-West Afrika West- en Centraal Azië. De maretak is in de omgeving van ECOlonie in de Vogezen een veelvoorkomende plant.