De paardenbloem is een winterharde, overblijvende plant en wordt 5 tot 50 cm. hoog. De plant heeft een sterke diepgroeiende penwortel, die van buiten bruin en van binnen wit is.
De karakteristiek getande bladeren vormen een rozet. Op de holle steel die vanuit het midden van de bladeren komt, staat de bloem, bestaand uit talrijke gele lintbloempjes. De lintbloempjes worden gevolgd door in een bol geplaatste, geribde en spilvormige dopvruchtjes. Deze vruchtjes zijn voorzien van een schermachtige haarkrans en vormen samen de pluizenbol.
De paardenbloem heeft 2 x per jaar een hoofdbloei, rond mei en augustus.
Vindplaats
De plant is vermoedelijk afkomstig uit Centraal-Azië. De paardenbloem heeft zich aanvankelijk verspreid over Europa en Noord-Azië maar komt nu over de hele wereld voor behalve in de tropen.
De paardenbloem komt men tegen op gras- en weiland, op gazons, dijken, braakliggende terreinen en bermen.
Omdat de plant voorzien is van een uniek systeem om zich voort te planten komt men hem op de vreemdste plaatsen tegen, zelfs in knotwilgen of regengoten.